Tweede Kamer wil ‘plan B’ voor aanpak mestcrisis
Met het mestpakket dat een maand geleden is gepresenteerd en de inzet in Brussel hoopt het kabinet de mestcrisis te beteugelen. De Kamer is daar kritisch op. Niet alleen de volledige oppositie, ook coalitiepartijen VVD en NSC wilden tijdens het debat concreet weten wat landbouwminister Femke Wiersma gaat doen om de mestcrisis op te lossen en of er een ‘plan b’ is. De minister kon daar, zoals vaker tijdens het debat, nog geen antwoord op geven. Ze verwijst vooral naar haar aanpak van de mestmarkt, waarvan onderdelen zoals grondgebondenheid nog moeten worden uitgewerkt. Deze komen later dit jaar tijdens een mestdebat in november ter sprake.
Ondertussen probeert het kabinet in Brussel een nieuwe derogatie te krijgen. „We zien juist dat derogatiebedrijven goed scoren op de doelen van de Nitraatrichtlijn. Dat is mijn inzet en ik heb nog geen gesprekken gevoerd waarin ik het gevoel kreeg dat er totaal geen slagingskans is. Ik blijf daar voorlopig ook gewoon volop op inzetten”, zei ze op vragen vanuit de Kamer over wat ze in Brussel denkt te bereiken en hoe haalbaar dat is.
Inzet derogatie
Harm Holman (NSC) heeft er een hard hoofd in of de minister wel een nieuwe derogatie gaat krijgen in Brussel. „Ik wil als Kamerlid gewoon weten wanneer de derogatieaanvraag er gaat komen, wat de inzet is en op welke termijn we daar zicht op hebben. We krijgen een enorm stuwmeer aan mest waar we niet in voldoende mate een oplossing voor hebben. Waarom zou Brussel vertrouwen hebben dat wij de waterkwaliteit kunnen borgen, terwijl we niet weten waar die mest heen moet? En wij hebben een derogatieaanvraag, wat tijd vergt. Als we dat niet oplossen, dan kiest de minister ervoor om keihard te koersen op een koude sanering.”
Wiersma blijft bij het punt dat het kabinet zich eerst wil inspannen voor een nieuwe derogatie. Verder wil ze niets kwijt over diplomatieke gesprekken die in Brussel worden gevoerd in het kader van vertrouwelijkheid. „Onze inzet is er in eerste instantie op gericht om juist wel die terechte en onderbouwde derogatie te verkrijgen. Dat wij over die slagingskans op voorhand absoluut geen zekerheid hebben en we daarin ook rekening moeten houden met andere scenario’s, is ook iets waar we de komende tijd snel over na zullen moeten denken. Mijn mestbrief is er op dit moment wel op gericht om de ruimte te zoeken. Daar zitten natuurlijk ook een aantal elementen in die weliswaar klein beginnen, maar die als het opgeschaald wordt ook meer verlichting kunnen gaan bieden.”
Nederland met ook leveren
De minister benadrukt dat Nederland wel moet laten zien dat er wordt gewerkt aan de waterkwaliteit. „Vorig jaar zijn er bijvoorbeeld met nutriënten verontreinigde gebieden aangewezen. Ik ben op dit moment met de waterschappen in gesprek om de data, de berekeningsmethodiek en dergelijke te actualiseren. Daar wordt op dit moment dus volop aan gewerkt.”
Ook onder het nationale mestplafond komen, zal belangrijk zijn voor de gesprekken in Brussel, antwoordt de minister op de vraag van Eline Vedder (CDA): „Ik heb de keuze gemaakt voor zeer pijnlijke maatregelen, die ik zelf ook niet als makkelijk heb ervaren. Om het goede gesprek weer te kunnen opstarten met de Europese Commissie, denk ik inderdaad wel dat het uitgangspunt is dat je je afspraken nakomt en laat zien dat je in die zin ook levert. Dat is wel het uitgangspunt om de vervolggesprekken in goede harmonie te hervatten.”
Grondgebondenheid
Verschillende fracties, waaronder VVD en NSC, denken dat het een derogatie kansrijker is met een concreet voorstel om invulling te geven aan grondgebondenheid. De Kamer nam deze week een motie aan van GroenLinks-PvdA die het kabinet vraagt om begin volgend jaar met een voorstel voor een grondgebonden melkveehouderij te komen. De minister ontraadde de motie, omdat ze eerst het onderzoek naar de impact van grondgebondenheid wil afwachten. Deze analyse moet begin 2025 klaar zijn.
Of ze daadwerkelijk gaan instemmen met een norm voor grondgebondenheid, is nog allerminst zeker. Verschillende partijen willen eerst het onderzoek van de WUR afwachten voordat ze hun stem bepalen.
Brede beëindigingsregeling
Een andere oplossing voor de mestcrisis zou een nieuwe brede stoppersregeling zijn. In de Kamer leeft er een brede wens om deze zo snel mogelijk open te stellen, en niet pas in 2026 - conform het hoofdlijnenakkoord. De minister werkt deze regeling achter de schermen uit. Daarbij worden ook verbeterpunten vanuit die huidige Lbv-regeling en Lbv-plusregeling meegenomen.
André Flach wil weten of die nieuwe brede beëindigingsregeling niet gewoon te laat komt. „Als we kijken naar die mestplafonddiscussie en de grote opgave in de melkveehouderij, dan is 2026 toch te laat? Ik snap alle zorgvuldigheid die de minister hier schetst - dat is gewoon belangrijk en nodig - maar kan zij garanderen dat financiën in ieder geval geen belemmerende factor zijn? Met andere woorden, als er in dat heel zorgvuldige traject een halfjaar te winnen is, komt ze dan bij de Kamer terug om te zeggen: het wordt niet 1 januari 2026 maar 1 juli 2025? Die regeling is ontzettend hard nodig voor degenen die nu hun bedrijf op een warme manier willen beëindigen.”
Wiersma: „Wij zijn daarover volop in gesprek. Ik heb hier ook gesprekken over met de minister van Financiën, dus aan de achterkant lopen die gesprekken. Aan mij zal het niet liggen. Ik zet alles op alles om ervoor te zorgen dat het zo snel mogelijk komt.”
NPLG
Een ander belangrijk onderwerp was de gebiedsgerichte aanpak. Hoe gaat het kabinet de doelen op het gebied van natuur, water en klimaat behalen, nu het NPLG en het geld wat daarbij hoort, is geschrapt? De minister stuurde dinsdag een ambtenarennotitie naar de Kamer waarin zij de gevolgen schetsen van het schrappen van het NPLG. Het halen van de doelen zou daarmee onder druk komen te staan. Kamerleden wilden daarom weten hoe de minister denkt dat zij alle wettelijke doelen gaat behalen.
Wiersma benadrukt dat de gebiedsplannen niet het raam uit zijn en dat het kabinet ook werkt aan een nieuw gebiedsplan. Dit komt eind 2025 naar de Kamer. Ze legt uit wat het verschil is. „Het NPLG ging uit van: voor ieder gebied een plan bedenken. De nieuwe gebiedsgerichte aanpak gaat uit van de gebieden waar de opgaves gewoon groot zijn. Wij zien daarin een rol voor bijvoorbeeld de veenweidegebieden, die ook hier een positie moeten krijgen. Dat zijn al lopende gebiedsprocessen. Ik kijk dan ook naar Friesland, waar het ook niet pas loopt sinds het gebiedsplan is ontwikkeld. Het is juist een bestaand plan dat al vanaf 2015 in ontwikkeling is. In de nieuwe gebiedsgerichte aanpak kunnen onderdelen worden ondergebracht van de plannen die provincies hebben ontwikkeld. Die samenhang is er zeker.”
Ook legt de bewindsvrouw van BBB uit dat het geld anders wordt ingezet. „De jaarlijkse 500 miljoen vanaf 2026 is specifiek bedoeld voor het agrarisch natuurbeheer. Dat is een andere manier van geld wegzetten dan we hiervoor deden. De gebiedsgerichte aanpak zal de koppeling daartussen maken. Daar waar de opgaves het grootst zijn, gaan we met de decentrale overheden kijken hoe we zo doelmatig mogelijk aan de slag kunnen met elkaar.”
Doelbereik
Op de argumenten dat de coalitie eenmalig 5 miljard beschikbaar stelt en er 24 miljard beschikbaar was voor het NPLG heeft Wiersma een duidelijk antwoord. „De plannen die er lagen vragen om 60 miljard tot 2035. Dat geld is er niet. Ik vind het ook niet getuigen van behoorlijk bestuur als iedereen plannen indient en ik voortdurend moet zeggen: geen geld voor, geen geld voor, geen geld voor. We moeten de middelen die er zijn, bijvoorbeeld de structurele 500 miljoen - dat loopt dus ook door na 2035 - zo veel mogelijk koppelen aan de bestaande doelen die ook binnen het NPLG zaten. In de plannen die de provincies hebben opgeleverd, zitten waarschijnlijk onderdelen die ook in die nieuwe gebiedsgerichte aanpak zitten en daar prima onder vallen. Als dat zo is, kunnen zij die plannen opnieuw neerleggen en dan zijn daar ook bijbehorende middelen voor, maar geen 60 tot 35 miljard. We gaan nu iedere euro maximaal inzetten op dat doelbereik.”
Bromet reageert later: „Je kunt natuurlijk het NPLG in de vuilnisbak gooien en het op een andere manier gaan doen. Het betekent gewoon dat er enorme wijzigingen moeten komen in de bedrijfsvoering. Is de minister dat met mij eens? En waarom schuift zij dat steeds naar voren in een brief? Stel dat je als boer naar dit debat zit te kijken. Je denkt ‘de BBB gaat de zaakjes regelen voor mij’, maar de doelen staan nog steeds en we weten niet wat er gaat gebeuren. Wanneer gaat de BBB of deze bewindspersoon nou eens een keertje wat doen aan die onzekerheid? Want ik zou het echt niet weten als boer.”
Wiersma: „U zegt ‘wanneer gaan jullie daar nou eens een keertje wat aan doen?’, maar we zijn net drie maanden bezig. We hebben het regeerprogramma eerst uitgewerkt. De inkt daarvan is net een dikke maand droog. We zijn hard aan de slag om te kijken hoe we het doelenbeleid goed kunnen vormgeven.”
PAS-melders
De PAS-melders kwamen in het kader van de gebiedsgerichte aanpak ter sprake. Met het NPLG konden provincies handhavingsverzoeken aanwijzen, omdat daarin werd beschreven wat er voor de natuur werd gedaan. Eline Vedder wil weten wat de boodschap richting provincies is die zich zorgen maken over hoe zij straks handhavingsverzoeken moeten afwijzen.
Wiersma: „We komen op korte termijn in ieder geval met twee brieven waarin goed is uiteengezet wat we allemaal doen in het kader van stikstofreductie en natuurherstel. In de basis is er niet heel veel beleid dat nu per direct stopt. De provincies hebben recent 2 miljard euro gekregen om te werken aan onder andere natuuropgaves. Dat is nu in uitvoering. Daarnaast komen we met een stevig pakket waarmee we stikstof gaan reduceren. De Lbv en de Lbv-plus maken daar ook onderdeel van uit. Het plan dat straks met uw Kamer wordt gedeeld, is het vervolg op het NPLG. Daarin zijn een hele hoop zaken echt niet direct gestopt. Die worden gewoon uitgevoerd en dat gaat echt om heel veel geld. Dat zullen wij goed en concreet in beeld brengen.”
Intern salderen vergunningplichting
Thom van Campen van de VVD vroeg hoe het zit met het wetsvoorstel Intern Salderen. Deze lag in de zomer van vorig jaar ter inzage en leidde tot veel kritische reacties. Op dit moment wordt er daarom niet actief gewerkt om intern salderen vergunningplichtig te maken. Toch zou dit wel een oplossing voor PAS-melders kunnen zijn.
Het kabinet beraadt zich op dit moment of het vergunningplichtig maken van intern salderen een bijdrage levert aan het oplossen van de stikstofproblematiek. Wiersma: „Daar komt bij dat we in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma de keuze hebben gemaakt om te gaan van depositie- naar emissiebeleid en om te sturen op bedrijfsniveau. Als we op dat stelsel overgaan, dan zou het intern salderen op deze manier ook niet nodig zijn.”
Bromet diende toch een motie in om het intern salderen wettelijk verplicht te maken, omdat dit kan leiden tot meer stikstofuitstoot. Daar wordt dinsdag over gestemd.