Nitraatconcentratie in uitspoelend water gedaald in heel Nederland
Het RIVM deed onderzoek naar de huidige en historische toestand van de trends in de waterkwaliteit met betrekking tot nutriënten die vanuit de landbouwsector komen. Voor dit onderzoek zijn gegevens gebruikt uit het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), het Meetnet Nutriënten in Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO) en het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit (LMG).
Uit de resultaten blijkt dat de nitraatconcentratie in alle gebieden lager wordt, naarmate er dieper dan 5 meter in het grondwater wordt gemeten. Toch worden binnen het LMG overschrijdingen van de norm van 50 milligram per liter nitraat in droge zandgebieden met akkerbouw of op bedrijven met een combinatie van gras en mais waargenomen. Ook in de lössgebieden is dit het geval. ‘Hiermee bevestigen de resultaten van het LMG het beeld dat de grondwaterkwaliteit in de zand- en löss- /leemgebieden onder druk staat vanwege hoge stikstofbelasting uit met name de landbouw’, concludeert het RIVM.
Kwaliteit oppervlaktewater
De kwaliteit van het oppervlaktewater is in de afgelopen jaren voor stikstof verder verbeterd na de stijging door de droogte in 2018. Dit geldt zowel voor de sloten bij LMM-bedrijven als voor de bedrijven binnen het Meetnet Nutriënten in Landbouw Specifiek Oppervlaktewater. In de kleiregio is een licht stijgende trend te zien vanaf 2015. Bij de fosforconcentraties in het oppervlaktewater is in de kleiregio de laatste jaren een lichte stijging te zien.
De zand- en veengebieden laten een gemengder beeld zien, met een stabiele en een dalende trend.
Verschillen per regio
Een onderzoek van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) laat dezelfde resultaten zien. In de gebieden Zand-Noord (de provincies Groningen, Friesland en Drenthe) en Zand-Midden (provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht) wordt er door bedrijven die bij het LMM zijn aangesloten, gemiddeld (bijna) voldaan aan de nitraatnorm in het grondwater.
In het gebied Zand-Zuid (Limburg en Noord-Brabant) en de Lössregio liggen de nitraatconcentraties gemiddeld boven de nitraatnorm van 50 milligram nitraat per liter. De nitraatconcentraties in het uitspoelingswater zijn hoger in de akkerbouw dan in de melkveehouderij. De spreiding in nitraatconcentraties binnen de zandgebieden is groot. Ook in Zand-noord voldoet een deel van de bedrijven niet aan de nitraatnorm.
In alle gebieden steeg de nitraatconcentratie in het extreem droge jaar 2018. De concentraties zijn in 2022 weer gedaald. Verwacht wordt dat de concentraties na de extreem natte winter 2023/2024 verder dalen. De hoeveelheid neerslag heeft verschillende effecten op de nitraatconcentratie, waaronder verdunning/indikking, gewasopbrengst en afvoer van stikstof via de oogst (stikstofoverschot), afbraak door denitrificatie, en effect op mineralisatie.
De hogere nitraatconcentraties van het uitspoelingswater in de akkerbouw, dan in de melkveehouderij, worden veroorzaakt doordat er minder nitraat wordt afgebroken door denitrificatie in bouwland dan in grasland.
Aanpak verbetering waterkwaliteit
CDM is ook gevraagd om vooruit te kijken naar een mogelijke aanpak in het mestbeleid, op de korte- en lange termijn, om doelen voor grond- en oppervlaktewater voor nutriënten afkomstig van de landbouw te behalen. Voor de korte termijn ziet de CDM de meeste perspectieven om nitraatuitspoeling naar het grondwater te verminderen door aanpassing van stikstofgebruiksnormen, aanpassing van gewassen in de akkerbouwrotaties, behoud van grasland in de melkveehouderij en verhoging van de effectiviteit van de teelt van vanggewassen door het tijdig inzaaien van een vanggewas.
Maatregelen per regio
Ook zouden er maatregelen per regio kunnen worden genomen. Omdat op de zandgronden in het noorden over zes jaar wordt voldaan aan de nitraatnorm, zijn daar geen nieuwe maatregelen nodig. In het gebied Zand-Midden wordt bijna voldaan aan de nitraatnorm. Om de nitraatconcentratie te verminderen kan worden gedacht aan een effectievere implementatie van de huidige maatregelen. Als voorbeeld noemt CDM betere communicatie over effectiviteit van maatregelen.
Op de zand- en lössgronden in het zuiden zijn extra maatregelen of aanscherping van de huidige maatregelen nodig. CDM beveelt aan om na te gaan of op basis van monitoringsgegevens van waterkwaliteit, gegevens van grondsoorten en grondwatertrappen in combinatie met modelberekeningen onderscheid kan worden gemaakt naar uitspoelingsrisico binnen het zandgebied Zand-Zuid en de Lössregio.
De overheid zou dan ruimtelijke maatregelen kunnen nemen, zoals stikstofgebruiksnormen op basis van uitspoelingsrisico van gewas en bodem en het niet meer telen van uitspoelingsgevoelige gewassen op gronden met een hoog uitspoelingsrisico. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de KRW-doelstellingen voor oppervlaktewater en het risico op uit- en afspoeling naar het oppervlaktewater.
Dit ruimtelijke beleid heeft ook een grote economische impact. Op een deel van de bedrijven zal deze groot zijn, terwijl deze op een ander deel van de bedrijven klein is. Er ontstaan hierdoor mogelijk grote bedrijfseconomische verschillen tussen bedrijven binnen een regio en tussen regio’s.