
Meer akkervogels in Buijtenland van Rhoon
‘Vlas en huttentut in rotatie gunstig voor broedvogels’

Voor het Buijtenland van Rhoon, zo’n 600 hectare buitengebied ten zuiden van Rotterdam, werd in 2006 een plan gemaakt om een groot deel van het gebied om te vormen tot moerasnatuur. Dit als compensatie voor de Tweede Maasvlakte. Voor dit plan bestond echter weinig draagvlak. Op initiatief van akkerbouwers, bewoners, natuurpartijen en ondernemers in het gebied werd een alternatief plan gemaakt, waarin landbouw en natuur meer werden geïntegreerd. Dit leidde in 2018 tot de formulering van een Streefbeeld gericht op vier pijlers: landbouw, natuur, recreatie en het cultuurhistorisch polderlandschap.
Biodiversiteitsherstel
Een groot aantal onderdelen van het Streefbeeld is de afgelopen jaren ingevuld met gerichte maatregelen. Dat gebeurt in samenspraak met de leden van de gebiedscoöperatie, die bestaat uit 24 partijen die actief zijn in het gebied. Om inzicht in het biodiversiteitsherstel in het Buijtenland van Rhoon te krijgen, hebben het Louis Bolk Instituut en Sovon metingen gedaan op water, bodem, flora en fauna. Het blijkt dat de boeren bovengemiddeld scoren op de BiodiversiteitsMonitor (zie kader). Dat wordt ook teruggezien in een verbetering van de biodiversiteit in het veld.
De inspanningen lijken dus resultaat te hebben, maar de relatie is niet 1-op-1 vast te stellen, zegt Dennis Heupink, onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut. „Maatregelen hebben nu eenmaal tijd nodig om effect te sorteren op het complexe ecologische systeem. Daarnaast is biodiversiteit niet altijd eenvoudig te meten. Het in kaart brengen van insecten wordt nogal beïnvloed door de weersomstandigheden op het moment van meten. En het faciliteren van akkervogels betekent niet automatisch dat ze het Buijtenland van Rhoon ook als broed- of foerageergebied kiezen.”
27 doelsoorten
Sinds 2019 worden de akker- en weidevogels in het gebied structureel geïnventariseerd. In het Streefbeeld zijn 27 vogelsoorten vastgesteld als doelsoorten. In 2023 zijn 16 van de 27 doelsoorten als broedvogel vastgesteld. Er is lichte stijging van het aantal doelsoorten te zien ten opzichte van het begin van het project. Daarnaast stijgt ook het totaal aantal vogels in het gebied, zo stellen de onderzoekers van Louis Bolk en Sovon. De meest talrijke broedvogels zijn wilde eend, meerkoet, kievit, fazant, gele kwikstaart en krakeend. Naast kievit en gele kwikstaart zijn putter, grasmus, kneu, boerenzwaluw en ringmus de doelsoorten met de meeste territoria in de polder.
De tellingen laten een toename zien van kneu, putter, blauwborst, gele kwikstaart en kievit. Soorten met een wisselende of min of meer stabiele trend zijn onder meer boerenzwaluw, roodborsttapuit, grasmus, scholekster en kwartel. De groenling lijkt iets af te nemen en de veldleeuwerik heeft nog steeds geen vaste voet aan de grond als broedvogel. De maandelijkse trajecttellingen buiten het broedseizoen laten echter zien dat van de doelsoorten voor de winterperiode met name de veldleeuwerik het juist wel goed doet, met aantallen ver boven de streefaantallen.
‘Oude’ gewassen als vlas doen hun intrede in het bouwplan
Landschapselementen
Volgens Arjan Ponsen, gebiedsbeheerder van het Buijtenland van Rhoon, is een goede zonering in het gebied van cruciaal belang om het alle doelsoorten naar de zin te maken. Dat betekent dat er heel goed naar de inrichting van de polder moet worden gekeken, zegt hij. „De patrijs, putter en steenuil gedijen bijvoorbeeld goed in een kleinschalig landschap met hoogstamboomgaarden, heggen en hagen, terwijl de kievit, veldleeuwerik en grauwe kiekendief van een groter en open landschap houden met kruidenrijke akkers. We kijken naar welke natuurelementen we waar willen aanleggen én we zijn met de boeren in gesprek over hun bouwplan. Door ‘oude’ gewassen nieuw leven in te blazen, trek je ook weer bepaalde flora en fauna aan.”
Voorbeelden van landschapselementen zijn kruidenrijke graslanden, wintervoedselvelden, flora-akkers en natuurvriendelijke oevers. Hier leven veel insecten die als voedsel voor veel akkervogels dienen, zegt Ponsen. Uit het aanleggen van akkerranden en kruidenrijke akkers en wintervoedselvelden komen zaden voort die in de herfst en winter een belangrijke voedselbron vormen voor vogels. Deze elementen hebben ook een aantrekkende werking op insecten. Hoogstamboomgaarden, hagen en struweel vormen een belangrijke broed- of schuilplaats voor vogels van het kleinschalig akkerlandschap.
In het gebied zijn natuurvriendelijke oevers gegraven, met brede natte zones. Het idee is dat er daardoor meer open drassige plekken zijn in het gebied waar jonge kieviten makkelijker voedsel kunnen vinden. Daarnaast biedt de relatief open kruidenlaag een schuilplaats voor de jonge vogels. Ook kunnen jonge dieren makkelijker in en uit de sloot komen. „Voorheen zagen we hier steile sloten. Daar konden de kuikens en jonge dieren makkelijk in verdrinken”, aldus Ponsen.
Hij hoopt dat de natuurvriendelijke oevers gaan bijdragen aan de overlevingskansen van bijvoorbeeld de kuikens van kieviten. „Het gebied wordt steeds aantrekkelijker voor de kievit; dat zien wij doordat er steeds meer kieviten in het gebied komen broeden”, zo schetst hij de uitdaging. „Het lukt de kievit echter slecht om zijn jongen groot te krijgen. Hoe dit komt, weten we nog niet. We zijn ermee bezig dat te achterhalen.”
BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw
De BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw (BMA) werd in 2023 gepresenteerd door BO Akkerbouw. Hierin staan maatregelen benoemd die de biodiversiteit bevorderen, vertaald in meetbare Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) met bijbehorende streefwaarden. Doel is om op basis van de behaalde scores boeren te kunnen belonen voor hun inspanningen. Voor boeren in het Buijtenland van Rhoon gelden op dit moment al specifieke omstandigheden, zoals een verlaagde pachtprijs, om landbouw in het gebied economisch haalbaar te houden. Er wordt ook gekeken of andere beloningssystemen, bijvoorbeeld vanuit de markt, kunnen worden ontwikkeld.
Lagere pachtprijs
Daarnaast wordt naar het bouwplan van de akkerbouwers gekeken. Het ideale bouwplan bestaat in ieder geval uit maximaal een derde hakvruchten en minimaal een derde bloeiende maaigewassen, zegt Ponsen. „Daar werken we met de boeren aan, die als compensatie daarvoor een lagere pachtprijs betalen.” Zo hebben zaadhoudende gewassen als vlas en huttentut hun intrede in het bouwplan gedaan. „Vlas bloeit tot de langste dag, huttentut tot in juli. En als deze gewassen zijn uitgebloeid, bloeien onze flora-akkers weer.”
Op de flora-akkers wordt ook stoppelbloei toegepast: de stoppels blijven na de graanoogst staan waardoor akkerbloemen nog een tweede kans krijgen om te groeien en te bloeien. Dat betekent dat er tot in november nog bloemen bloeien, zegt hij. „Dat is fantastisch voor insecten en de zaden van deze bloemen zijn heel gewild bij zaadetende vogels zoals groenlingen, kneuen en putters.” Verder zijn oude graanrassen teruggebracht naar het gebied. Gewassen met hoge aren en die verder uit elkaar staan, waardoor er meer zonlicht op de akker kan komen, vertelt Ponsen. „Daardoor komt zeldzame flora weer terug; plantjes die voorheen als onkruid werden gezien. Ook dat is een mooie maatregel om de akkerflora in stand te houden.” Kanttekening is wel dat deze planten alleen goed kunnen groeien als er geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. De gebiedsbeheerder daarover: „Er wordt vrijwel niet meer met insecticiden gespoten en ook herbiciden en fungiciden worden afgebouwd. De vraag is: hoe kunnen we dat zo goed mogelijk doen, zonder dat de boeren daar een negatief effect van ondervinden. Daar doen we nu met het Louis Bolk Instituut en Delphy onderzoek naar.”
Potentiële schadesoorten
Naast de gewenste doelsoorten is er ook sprake van soorten in het gebied die mogelijk schade kunnen toebrengen aan landbouwgewassen, zoals grauwe gans, zwarte kraai en houtduif. Door de agrarische activiteiten in het Buijtenland van Rhoon is voor dit soort vogels veel voedsel beschikbaar. Verder is er een toename van fazant en wilde eend. Een kleine kolonie van de roek heeft zich gevestigd aan de rand van het gebied. De populaties van de overige potentiële schadesoorten zijn stabiel of licht toegenomen.
Bronpopulaties
De BiodiversiteitsMonitor Akkerbouw maakt een aantal indicatoren inzichtelijk die verondersteld worden positief te zijn voor akkervogels. Toch is een aantal doelsoorten (nog) niet waargenomen in het gebied. Dit geldt bijvoorbeeld voor patrijs, grauwe kiekendief en velduil. Volgens onderzoeker Erik Kleyheeg van Sovon kan dat komen door de relatief korte periode waarin het gebied in transitie is. „Veel natuurmaatregelen zijn nog niet ontwikkeld (de inrichting moet in 2030 klaar zijn, red.). Verder zijn de veranderingen in de landbouw nog te subtiel en bronpopulaties zijn klein of liggen verafgelegen”, geeft hij als voorbeelden.
Arjan Ponsen stelt dat de veldleeuwerik in de winter met 400-500 stuks aanwezig is, maar in het voorjaar wegtrekt om elders te broeden. „Waarom? Dat weten we niet. Even verderop in de Van Pallandtpolder broedt hij wel. Het blijft een uitdaging om de veldleeuwerik hier te houden. Mogelijk moeten we het beheer in de polder aanpassen zodat de soort hier blijft. Daar gaan we met Sovon verder naar kijken.”
Akkerbouwer Arjo Klok:
‘We zien af en toe bijzondere doelsoorten op onze akkers’
Akkerbouwer Arjo Klok uit Rhoon is een van de akkerbouwers in het Buijtenland van Rhoon. Hij boert sinds 2018 op een meer natuurinclusieve manier in de polder. We zien veel veranderingen, op allerlei gebied, zegt hij. „De bodem is veel gezonder geworden en af en toe zien we bijzondere doelsoorten op onze akkers.”
Klok werkt met een bouwplan van 1 op 7. Daarvan is 30 procent rooivruchten, de ‘cash crops’ van de akkerbouwer, zegt hij. „Alle andere gewassen, zoals granen en bloeigewassen, zijn goed voor de biodiversiteit, maar niet voor de portemonnee van de ondernemer. Ik ben ervan overtuigd dat de huidige landbouw een doodlopende weg is en dat er iets moet veranderen. Maar daar zit financieel ook een keerzijde aan.”
Op een andere manier voedsel produceren, vraagt om een ander verdienmodel, aldus Klok. „Onze inspanningen moeten op een of andere manier wel worden betaald. De vraag is wie daar aan de lat staat. We zoeken nu met de gebiedscoöperatie naar verdienmodellen in de korte keten.”
In het Buijtenland van Rhoon werd in juni 2021 en juni 2024 een roepende kwartelkoning gesignaleerd. Dit is een zeer zeldzame en tevens zeer gewenste icoondoelsoort van open akkers, die zich vrijwel nooit laat zien (alleen wordt gehoord). Omdat het moeilijk is het nest van de kwartelkoning te vinden, moet er in een ruime cirkel van 200 meter om het leefgebied van de vogel worden heen gewerkt.
De kwartelkoning zat in de luzerne van Arjo Klok. Dat betekende dat hij 8 ha moest laten staan. Dat brengt voor de bedrijfsvoering de nodige uitdagingen met zich mee, aldus de Zuid-Hollander. „En wat als er straks dertig kwartelkoningen in het gebied zitten? We hebben daar nu als gebiedscoöperatie een financieel vangnet voor, met vergoedingen voor gevallen als dit. Maar blijft de coöperatie die rol in de toekomst vervullen en zo niet wie dan wel?”
En stel dat de kwartelkoning straks bij een gangbare akkerbouwer buiten het gebied landt, schetst hij een ander dilemma. „Dat zijn vraagstukken waar we met elkaar goed over moeten nadenken.”

Tekst: Annemarie Gerbrandy
Opgegroeid als burgermeisje met boerenbloed, maar al 25 jaar woonachtig op een melkveebedrijf. Journalist in hart en nieren, met een passie voor de land- en tuinbouw. Gaat graag 'de boer op'. Houdt ook van hardlopen.
Beeld: Angela Enthoven, Harvey van Diek, Isabelle Boon