
Boerenbloed en liefde voor natuur komen samen op 33 hectare

Struweel- en voederhagen, vaste mest, plasdras, uitgestelde maaidatum, extensief weiden, kruidenrijk grasland. Zomaar een greep uit een aantal maatregelen die Teun van der Meer op zijn 33 hectare grond in Ouwsterhaule (FR) heeft ingezet voor het verhogen van de biodiversiteit. „Ik wil graag op deze manier boeren en krijg veel waardering van buurtgenoten omdat ik het zo aanpak. Maar de opbrengsten uit ANLb, het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer, heb ik echt nodig om op deze manier het vee te kunnen houden.”
Van der Meer is boerenzoon. Zijn ouders hadden een melkveebedrijf op de plek waar hij nu zelf boert. Zij stopten al een hele tijd geleden met melken. Toen hadden ze een tijd vleesvee gevolgd door jongvee-opfok. Van der Meer heeft werk elders, maar miste toch het vee en boerenleven. „Er stroomt dan toch boerenbloed door mijn aderen. Ik wil niet fulltime melkveehouder zijn dus ging ik op zoek naar een manier waarop ik kon boeren naast mijn huidige werk bij de NVWA.” Hij komt uit bij het houden van Fries roodbonte zoogkoeien. Dat doet hij in maatschap met zijn moeder inmiddels al 4,5 jaar.
Hij heeft nu een koppel van 35 koeien. Dat zijn dan 14 volwassen koeien en de rest is jongvee of os. Jaarlijks laat Van der Meer 10 koeien slachten die hij verkoopt in vleespakketten. „Daar haal ik niet de meeste opbrengsten uit. De kosten voor het vee kan ik betalen van de opbrengsten uit ANLb, eco-regelingen, de verkoop van balen en ik kan nog een beetje mest aanvoeren. Ik krijg heel veel waardering voor mijn manier van boeren, maar dat is niet per se allemaal financiële waardering. Het is leuk om te doen voor erbij, en dat moet het ook blijven.”
Stalmest inkuilen
Ruige stalmest past goed bij het weidevogelbeheer van Van der Meer. En ruige stalmest heeft hij genoeg omdat zijn vee in de winterperiode in een potstal verblijft die hij opstrooit met ruig natuurgras en riet van eigen land. Om ervoor te zorgen dat de mest goed verteert, kuilt Van der Meer het in in een sleufsilo. „Wanneer de koeien in het voorjaar de weides opgaan, mest ik de potstal in een keer uit. De mest kuil ik in en de mestkuil dicht ik af met plastic.” De mest kan daar dan een jaar blijven zitten. Van der Meer ervaart meerdere voordelen van deze manier van werken. „De mest verteert beter waardoor ik het goed op het grasland kan strooien en het wordt beter opgenomen. Daarnaast heb ik geen kans op erfafspoeling omdat de mest volledig afgesloten is. Dus positief voor de waterkwaliteit.”
De helft van de mest heeft Van der Meer half februari uitgereden over een deel van zijn percelen. „Dit jaar moet ik nog even wachten met de rest uitrijden. Ik ben namelijk bezig met het herstellen van sommige percelen naar karakteristiek ouderwets grasland. Daarvoor zijn de percelen bol gelegd en zijn er nieuwe greppels aangelegd. De draagkracht op die percelen was nog niet goed genoeg om er al met de mestkar overheen te gaan.”
Voederhagen-project
Naast dat project is de veehouder ook bezig geweest met een voederhagen-project. Die voederhagen zijn goed voor de koeien, maar kunnen als ze uitgroeien ook dekking bieden aan akker- of erfvogels.
„Mijn koeien krijgen alleen gras. Vandaar dat ik overal kruidenrijk grasland heb ingezaaid zodat ze toch een variëteit aan voedingstoffen binnenkrijgen.” Maar Van der Meer wilde zijn koeien nog meer mineralen kunnen aanbieden op een natuurlijke manier.
Hij stuit op een project waarbij parfum- en cosmeticabedrijf Yves Rocher de aanleg van hagen financiert. Daardoor kan hij plantgoed tegen een gereduceerd tarief inkopen. Hij tekende zes voederhagen in verspreid over zijn percelen. „Ik wil bij elk weideblok een voederhaag zodat de koeien altijd de beschikking hebben over een haag. Daarnaast heb ik ze op de kopse kanten van de percelen in de buurt van bebouwing geplaatst zodat de rest van het gebied mooi open blijft voor de weidevogels. Ook heb ik de hagen op afstand van de sloot geplaatst. Dat heeft twee voordelen. De koeien kunnen rondom de haag eten. Daarnaast is er voldoende ruimte voor het slootschonen.”
In elke voederhaag zitten zeventien verschillende soorten zoals de meidoorn, sleedoorn en veldesdoorn. Er zit ook hazelaar in omdat die veel metalen uit de grond kan opnemen en zo een bron is van mangaan en magnesium voor de koeien. De vlier is dan weer een soort die veel calcium bevat. Ook staan er verschillende soorten wilgen, haagbeuk, winterlinde en vuilboom. Ook aan de insecten heeft Van der Meer gedacht. Zo zit er sporkenhout in de voederhagen, een soort die het hele jaar bloeit en nectar biedt voor vlinders en andere insecten. Tot slot zitten er ook wat rozensoorten in de voederhagen. „De bloem van de roos is goed voor de insecten en maakt de voederhaag ook mooi om naar te kijken. De hagen staan in de buurt van het dorp en ik wil graag dat zij ook iets moois kunnen zien.”
‘De roos is goed voor de insecten en maakt dat de voederhaag ook mooi is om naar te kijken’
Helpende handjes
De veehouder vindt het belangrijk om zijn buurt te betrekken bij wat hij doet. Zo schrijft hij stukjes voor de plaatselijke dorpskrant over wat hij doet en waar hij mee bezig is. Via die weg deed Van der Meer ook een oproep of mensen wilden helpen met het aanplanten van de voederhagen. Daar kwam veel respons op waardoor Van der Meer kon rekenen op een tiental paar helpende handjes. „Die verbinding met de buurt vind ik heel belangrijk en geeft me voldoening.”
Rondom de jonge planten heeft de veehouder afrastering geplaatst zodat de koeien de jonge planten niet omver lopen of kapot maken. Wanneer de haag over de omheining heen groeit, kunnen de koeien beginnen met knabbelen aan de takken en zo ook gelijk het snoeiwerk doen. Met het voorjaar en groeizaam weer in het verschiet kan de voederhaag zich gaan ontwikkelen. Nog even geduld.

Tekst: Sandra Wilgenhof
Tijdens stages ontwikkelde Sandra een passie voor de landbouwsector. Haar studie Dier- en Veehouderij in Dronten combineerde ze met een minor en stage journalistiek. Als redacteur schrijft ze al enkele jaren nieuws en achtergrondartikelen over de landbouwsector.
Beeld: Ellen Meinen, Teun van der Meer