‘Bewortelingsdiepte zeer bepalend voor tarweopbrengst’
Vooral de Engelse deelnemers gooiden dit jaar weer hoge ogen; de beste Nederlander - Jan Moggré uit Schoondijke - eindigde op plek 38. Het terugdringen van de bodemverdichting, door het hanteren van een minder intensief bouwplan, is volgens CZAV cruciaal.
De Engelse winnaar van de graanteeltcompetitie, die wordt georganiseerd door het Britse onderzoeksinstituut ADAS, haalde een opbrengst van 16,2 ton per hectare. Hiermee benutte hij een groot deel van het opbrengstpotentieel, dat dit jaar werd ingeschat op circa 18 ton. „Vanwege de droogte lag dit potentieel lager dan andere jaren; normaal gesproken komt dit uit op 21 à 22 ton per hectare”, zegt Ton Hendrickx, specialist bemesting bij CZAV.
Ook de rest van de top drie werd ingenomen door Engelse tarwetelers, Jan Moggré uit Schoondijke stond als beste Nederlander op plek 38. In totaal deden 238 telers uit vijf landen (Engeland, Ierland, Denemarken, Finland en Nederland) mee aan de competitie. Hieronder waren twaalf Nederlands akkerbouwers, waaronder acht ondernemers uit West-Brabant en Zeeland. Moggré oogstte ruim 11,6 ton tarwe per hectare. „Deze hoogste Nederlandse score lag iets lager dan andere jaren. Maar dat is logisch vanwege de droogte en het natte voorjaar.”
Minder intensief bouwplan
Feit is dus dat de beste Engelse deelnemers beduidend beter scoren dan de Nederlandse telers. „Maar dat is eigenlijk al jarenlang zo”, zegt Hendrickx. „Tijdens het jaarlijkse YEN-congres, dat eind november plaatsvond in Engeland, gaven wetenschappers aan dat dit onder meer komt doordat de bewortelingsdiepte en -intensiteit bij de Engelse deelnemers duidelijk hoger ligt. De wortels zitten meestal dieper dan anderhalve meter, waardoor het gewas meer vocht en mineralen tot zich kan nemen en een weerbaarder gewas ontstaat. Dit komt onder meer doordat de Engelsen een minder intensief bouwplan hanteren en met minder zware machines het land op hoeven. Hierdoor hebben deze telers veel minder te kampen met bodemverdichting dan ondernemers in Nederland. Dat is wel een punt van aandacht, aangezien de bewortelingsdiepte dus zeer bepalend blijkt voor de opbrengsten. Dit is iets waarmee we aan de slag moeten.”
Raskeuze onder de loep
De bewortelingsdiepte is volgens Hendrickx echter niet de enige factor van betekenis. „Voor een optimale opbrengst moet je alle zaken op orde hebben: het aantal planten en aren per vierkante meter, het zaaitijdstip, bemesting, ziektebeheersing, bodemkwaliteit, et cetera. Wat dit laatste betreft timmeren Nederlandse telers volop aan de weg; bijvoorbeeld door het aanvoeren van meer organische stof. Investeringen in bodemkwaliteit betalen zich absoluut terug.”
Toch zijn er nog enkele andere aandachtspunten voor Nederlandse graantelers, geeft de bemestingsspecialist aan. „Het aantal aren per vierkante meter is nog niet altijd optimaal: voor een topopbrengst moet je 650 tot 700 aren per vierkante meter hebben. Daar komen veel Nederlandse telers niet aan. Daarnaast zien we dat ons gewas vroeger afrijpt dan bij collega's in Engeland. Dat komt waarschijnlijk doordat wij veel vroege rassen hebben, waardoor je aan het eind van het seizoen groeidagen mist. Daarom moeten we met zijn allen nog eens goed kijken of we wel de juiste rassen telen. Ook omdat wij over het algemeen kleinere aren hebben dan in Engeland, en de korrels minder dik zijn. Daarin speelt de raskeuze waarschijnlijk ook een rol. Kortom: er zijn volop aanknopingspunten voor verder onderzoek.”
Tekst: Ank van Lier
Beeld: Susan Rexwinkel