Column: Opinie: Van mestbeleid naar grond- en mineralenbeleid
Met de huidige wetgeving wordt de kader richtlijn water (KRW) doelstelling niet gehaald. Gezien de aanpassingen die de overheid wil doorvoeren denken waterschappen en ondernemers dat we op een andere manier meer kunnen bereiken. Meer organische stof in de bodem houdt meer water vast, voorkomt uitspoeling van nutriënten, geeft meer wormen in de bodem dat weer voedsel is voor de vogels.
Bovendien is de toegestane hoeveelheid mest die mag worden uitgereden te laag. Als een landbouwer zich houdt aan de voorschriften, dan krijgt het gewas niet de voedingsstoffen die het nodig heeft en ziet men structureel waarden van mineralen in de bodem dalen doordat de gewasonttrekking hoger is dan wat er mag worden toegediend. Dit tekort kan deels worden gecompenseerd door middel van kunstmest. Een gewas dat voldoende voedingstoffen heeft is sterker en heeft minder gewasbescherming middelen nodig. Daarmee gaat het huidige beleid lijnrecht in tegen de kringloopvisie, die juist de behoeften van de bodem en het gewas als uitgangspunt neemt en het gebruik van kunstmest wil beperken.
Een tekort aan organische mest op het land zorgt er niet alleen voor dat het gewas niet goed wordt gevoed, maar ook dat het organische stofgehalte in de bodem daalt. Enerzijds omdat gewassen meer onttrekken dan de gebruiksnormen, anderzijds doordat groenbemesters onvoldoende voedingsstoffen hebben om zich te ontwikkelen. Hierdoor kan de bodem minder water opnemen en vasthouden. Nu het weer steeds extremer lijkt te worden is dat een cruciale eigenschap van de bodem, zowel in periodes van extreme neerslag als extreme droogte.
De derogatiebedrijven moeten om de vier jaar een grondmonster laten nemen om aan te tonen dat ze verantwoord bezig zijn Ondanks dat de bemestingsnormen hier hoger liggen, blijven deze bedrijven gemiddeld genomen binnen de normen van de kaderrichtlijn water. Voor de niet- derogatie bedrijven ontbreekt een prikkel om zich te houden aan de gebruiksnormen. Zij zijn ook niet verplicht om grondmonsters te nemen en eventuele te veel aanwending van mest, wat aangetoond kan worden door afwijkend hoge waarden in het grondmonster, komt dan ook niet aan het licht. Overigens is dit in het huidige mestbeleid ook geen probleem, aangezien men op bedrijfsniveau wordt afgerekend op de hoeveelheid mest die is gebruikt en niet op perceel niveau. Wanneer men enkele percelen overmatig bemest is dit op dit moment wel strafbaar maar niet handhaafbaar door de NVWA. Als de hoeveelheid toegepaste mest op bedrijfsniveau en op papier maar klopt.
Controle van te veel mineralen in de bodem op basis van grondmonsters heeft grote voordelen. In tegenstelling tot mestmonsters zijn grondmonsters in redelijke mate reproduceerbaar doordat de monsters met gps worden genomen. Steekproefsgewijs kan hiermee eventuele fraude met grondmonsters gecontroleerd worden. Kanttekening hierbij is dat een bepaalde mate van afwijking tussen monsters normaal is en dat men alert moet zijn dat door scheuren van grasland de waarden daarna hoger kunnen zijn zonder dat hier sprake hoeft te zijn van fraude. Ook in een droge zomer met daardoor lage gewasopbrengsten kan dit het geval zijn. Door de N en P gehalten in de bodem bepalend te laten zijn voor de hoeveelheid organische mest die de gebruiker van de grond mag toepassen, stimuleer je ook de grondeigenaar, c.q. de verhuurder van de grond, om alert te zijn op te veel mineralen in de bodem. Immers, hij heeft hierna meerdere jaren met beperkingen te maken, in tegenstelling tot de huidige situatie.
De waterschappen doen vanuit hun gezichtsveld een suggestie voor een beter en effectiever mestbeleid:
- Onderzoek minimaal elke vier jaar fosfaatgehalten van alle percelen. De percelen die binnen de categorieën laag en middel vallen van deze gehalten mogen drijfmest aanwenden naar behoefte van het gewas.
- Voor percelen die zich in de categorie hoog bevinden dienen de bemesting aan te passen aan de opname van het gewas (10 procent minder) om zo de gehalten in de bodem weer in balans te brengen. Jaarlijks dienen de fosfaat- en nitraatgehalten in de bodem te worden onderzocht na afloop van de oogst. De ondernemer dient hiermee een dalende lijn te laten zien.
- Als bij onderzoek blijkt dat de N- en P-gehalten in de bodem veel te hoog zijn (Pal>110) of de bemestingstoestand blijft stijgen, dient alle aangevoerde dierlijke mest gewogen en bemonsterd te worden en GPS-gestuurd zoals dit nu gebeurt bij aangevoerde dierlijke mest. Elk jaar moet worden onderzocht of de gehalten in de bodem weer voldoen aan de normen. Tevens 20 procent minder voedingsstoffen aanwenden dan de behoefte van het te telen gewas en melden bij NVWA dat er mest gereden word zodat er controle uitgevoerd kan worden. Wanneer blijkt dat er geen dalende lijn is, is een onderzoek door de NVWA met eventuele sancties het gevolg.
De kosten van het bodemonderzoek en eventueel mestonderzoek komen terecht bij de veroorzakers van uitspoeling van de meststoffen. Zo worden de kosten eerlijk verdeeld onder het mom van ‘de vervuiler betaalt’. Ondernemers die zich aan de normen houden worden beloond door ruimere gebruiksnormen voor aanwending mest in combinatie met een verschuiving van kunstmest naar organische mest. Dit kan een financieel voordeel geven en draagt bij aan het draagvlak voor het mestbeleid.
Bij gronden die voor een jaar worden verhuurd, moete bij wisseling van de gebruiker en na het groeiseizoen een grondmonster worden afgenomen om uit te sluiten dat er illegaal mest wordt gedumpt.
Om op een transparante manier in kaart te brengen in welke gronden te hoge N- en P-gehalten zitten, moet er een openbaar register komen van alle percelen zodat iedereen daar inzicht in heeft. Dit kan zoals Boerenbunder (www.boerenbunder.nl).
Met bovenstaand voorstel kan drijfmest evenwichtiger op de gronden worden aangebracht? Daarmee wordt de druk op de mestmarkt een stuk minder. Daardoor dalen de afzetkosten van mest aanzienlijk en wordt de prikkel voor fraude een stuk kleiner. In plaats daarvan geef je juist een positieve prikkel aan de boeren die goede landbouwpraktijk bedrijven.
Bovendien stijgt het organische stofgehalte in de bodem, waardoor de bodem meer water kan opnemen en vasthouden, en beter bestand is tegen extreme weersomstandigheden. Daarnaast wordt de landbouw een stuk minder afhankelijk van kunstmest en levert het daarmee een belangrijke bijdrage aan het behalen van de CO2-doelstellingen.
Ad van Iersel uit Nederweert is ingezetene namens Waterbelang bij waterschap Limburg en lijsttrekker voor Waterbelang Land van Weert + Leudal.
Tekst: Ad van Iersel
Beeld: Waterschap Limburg