Melkveehouder in Schaijk wint slag om ruw- en krachtvoer
Zo eiste de gemeente Landerd dat veehouderij Pebe naast 75 procent van het eigen ruwvoer ook nog is bijna al het krachtvoer op eigen grond moest telen om als zogenoemd grondgebonden melkveebedrijf te worden gezien. De Raad van State maakt in de uitspraak korte metten met die eis. Veruit de meeste veehouders in Nederland kopen uit het buitenland ingevoerd krachtvoer in.
Geen percentage
Verder is de Raad het niet eens met de gemeente dat een volwaardig grondgebonden veebedrijf altijd minimaal 75 procent van het ruwvoer van eigen gronden moet halen. Dat moet in ‘overwegende mate’ gebeuren, maar een vast percentage is nergens vastgelegd. Verder heeft de gemeente geen enkele rekening gehouden met de bewijsbare claim van het bedrijf dat Pebe een veel hogere opbrengst snijmaïs per hectare heeft dan de gemiddelde 17.000 kilo per hectare waar de gemeente vanuit gaat. Kortom, de gemeente krijgt nogmaals een kans om de vergunningsaanvraag serieus te beoordelen en zo mogelijk alsnog te verlenen.
Verhaal
Mocht de gemeente toch nog een nieuwe weigeringsgrond opduikelen, dan kan Pebe direct bij de Raad van State aankloppen om verhaal te halen. Overigens weigerde Landerd al voor de tweede keer een bouw(omgevings)vergunning voor een melkveebedrijf met 900 koeien, naast de al bestaande geitenhouderij (de grootste van Europa) aan de Duifhuisstraat in Schaijk.
Landerd stelt volgens veehouders en broers Geert-Jan en Marcel Peters alles in het werk om de komst van de melkveehouderij tegen te houden. De gemeente staat op het standpunt dat Pebe een intensieve veehouderij met koeien wil bouwen. En dat staat het bestemmingsplan niet toe. De geitenhouders zijn ervan overtuigd dat het om een gewone melkveehouderij gaat die wel door het bestemmingsplan wordt toegestaan.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Ellen Meinen