CBS-cijfers boerenlandvogels onbetrouwbaar
Melkveehoudster en freelance-onderzoeksjournalist Henny Verhoeven volgt al enkele jaren de statistieken van het CBS over de lijst met 27 boerenlandvogels en ontdekte dat deze indexcijfers regelmatig met terugwerkende kracht worden aangepast. Soms zelfs tot aan het indexjaar 1990.
Een voorbeeld is de stand van de populatie van de spreeuw. Volgens de telling van 2014 kende de spreeuw in 2014 een indexcijfer van 95. Dat wil zeggen dat op dat moment de populatie nog 95 procent telde van de populatie in het indexjaar 1990. In 2015 bleek het indexcijfer van 2014 echter op 53 te liggen, maar in 2017 schiet het indexgetal opeens omhoog naar 112 voor 2014. Dat is in 3 jaar tijd een verdubbeling van het aantal spreeuwen ten opzichte van 1990, terwijl het aantal daadwerkelijk getelde vogels in 2014 hetzelfde is. De indexcijfers komen tot stand op basis van vier officiële tellingen per jaar door vrijwilligers op vastgestelde locaties in Nederland.
Overleg CBS en Sovon
Henny Verhoeven attendeerde het CBS in 2017 voor het eerst op deze afwijkingen. Het CBS blijkt de cijfers aangeleverd te krijgen van Sovon en publiceert die 1-op-1. Het CBS heeft inhoudelijk geen bemoeienis met de cijfers, maar het leidde in 2017 wel tot een gesprek tussen CBS en Sovon en uiteindelijk tot aanpassing van de cijfers. Uit de laatste cijfers van 2018 blijkt opnieuw dat aanpassingen zijn gedaan met terugwerkende kracht.
Sovon laat weten dat de tellingen soms ‘nieuwe inzichten’ geven, die vervolgens terugvertaald worden naar de jaren ervoor. De uitkomst kan voor een bepaald soort vogel soms zo sterk afwijken van het jaar ervoor, dat het niet toe te rekenen is aan één jaar. Dan worden de indexcijfers met terugwerkende kracht aangepast.
Beleid op foute cijfers
Grote afwijkingen zijn te zien bij vogels als de boerenzwaluw, spreeuw en grauwe gors. De statistieken voor de grutto, kievit of scholekster zijn jaarlijks ongeveer gelijk. De putter kent een ongekende groei. Het indexcijfer lag in 2017 op 1.841. En dit betekent dat er 18 keer zoveel putters in 2017 waren als in 1990. Opvallend is dat de cijfers in 2015 lager lagen. Dit gold ook voor de geelgors, gele kwikstaart, roodborsttapuit, spreeuw, tureluur, wulp en zomertortel. Op deze wisselende cijfers wordt het beleid van het ministerie van LNV gebaseerd. Dit betekent dat conclusies, die in 2015 werden getrokken, nu heel anders zouden zijn.
Lees het uitgebreide artikel over Boerenlandvogels in de uitgave van vrijdag 29 april van Veldpost, Vee & Gewas, Stal & Akker en Agraaf. Nog geen abonnee? Vraag hier een gratis proefnummer aan.