‘Provincie Brabant legde mesthandelaar terecht dwangsom op’
Houbraken kreeg in 2016 de dwangsom opgelegd omdat hij zich niet hield aan zijn vergunning. De provincie kwam er toen na controle op het bedrijf aan de Bredasedijk achter dat er tienduizenden tonnen meer varkensmest werden verwerkt dan de 25.000 ton waarvoor vergunning is verleend. In 2015 was ruim drie keer zoveel mest verwerkt en tot juni 2016 ruim twee keer zoveel.
‘Gedwongen’
Daaraan kwam een einde toen de provincie bepaalde dat Houbraken 30 euro moest gaan betalen voor elke ton mest die hij meer verwerkte dan de toegestane hoeveelheid. De dwangsom kon oplopen tot maximaal 1,5 miljoen euro. Houbraken heeft zich gehouden aan het dwangsombesluit zodat er niets betaald hoeft te worden. De mestverwerker zegt dat hij vanwege het gebrek aan mestverwerkingscapaciteit in Noord-Brabant gedwongen was zijn vergunning te overtreden. Hij wil zijn verwerkingscapaciteit in Bergeijk uitbreiden naar 200.000 ton.
Water lozen
De Raad van State bepaalde woensdag dat Houbraken wél een geldige vergunning heeft voor het lozen van 180.000 kubieke meter water op de Keunensloop. Waterschap De Dommel had die vergunning verleend in 2016. De rechtbank zette er een streep door op aandringen van de Brabantse Milieufederatie. In het hoger beroep van Houbraken heeft de Raad van State woensdag de uitspraak van de rechtbank teruggedraaid. De watervergunning is essentieel voor de bedrijfsuitbreiding die Houbraken wil.
Tekst: Adri Klinkenberg
Beeld: Ruth van Schriek