Proefstalregeling Geur in werking in vier provincies
Dit is een uitvloeisel van de 19e tranche van de Crisis- en herstelwet. Met de regeling kunnen gemeentes afwijken van de emissiefactoren uit de Regeling geurhinder en veehouderij, met het oog op de ontwikkeling van innovatieve stallen en staltechnieken. De regeling loopt vooruit op de nieuwe Omgevingswet, die per 1 januari 2021 in werking treedt. Daarin is een gelijke proefstalregeling voor ammoniak, geur en fijnstof opgenomen.
Emissiefactor
Gemeentes besluiten zelf of ze onder de Proefstalregeling Geur zo'n innovatieve stal toestaan. De gemeente bepaalt ook de emissiefactor. Om de proefstalregeling ook voor meldingsplichtige bedrijven mogelijk te maken, kan er een Omgevingsbeperkte Milieutoets (OBM) aan worden verbonden. Daarin kunnen eisen worden gesteld aan de werking en het gebruik van het innovatieve stalsysteem. Te denken valt aan voorschriften over (de registratie van) controles, de monitoring en het onderhoud.
Mocht uit de metingen blijken dat de geuremissie hoger is dan verwacht, dan kan het besluit worden aangepast middels bijvoorbeeld een aanvullende maatregel of een gedeeltelijke intrekking. De ondernemer loopt hierbij het risico dat hij moet investeren om de hogere geurbelasting te compenseren, waarschuwt Infomil. 'Het is daarom aan te raden dat hierover vooraf afspraken worden gemaakt tussen de veehouder en de leverancier van de techniek, over wie verantwoordelijk is voor deze kosten.' De gemeente kan het risico op aanpassingen verkleinen door een risicofactor bij de emissiefactor op te tellen.
Tekst: Gineke Mons
Gineke Mons (1970) groeide op op een biologisch melkveebedrijf in Gelderland. Na haar studie journalistiek werkte ze 13 jaar bij het Agrarisch Dagblad. Sinds 2008 is ze freelance (landbouw)journalist, met het accent op veehouderij en diergezondheid.
Beeld: Ruth van Schriek Agrio Archief
Bron: InfoMil