Nog strengere mest- en emissiebeperkende maatregelen
De waterkwaliteit in Nederland verbetert door de maatregelen die voortvloeien uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), aangevuld met vrijwillige maatregelen vanuit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Zo luidt de conclusie van het PBL-rapport Nationale analyse waterkwaliteit. Dit is een PBL-analyse gebaseerd op gezamenlijk feitenonderzoek van Rijk, waterbeheerders, provincies, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten. Om de KRW-doelen overal te halen dienen in een aantal gebieden, zoals in Oost-Nederland en in het stroomgebied van de Maas, de maatregelen te worden geïntensiveerd.
Norm
Van de wateren voldoet volgens de toetsing van 2018 ongeveer 50 procent aan de norm voor stikstof en ook circa 50 procent aan de norm voor fosfor. Met het huidige beleid voldoet in 2027 ongeveer 55 procent aan deze fosfornorm en circa 60 procent van de regionale wateren aan de stikstofnorm. Een aandeel van 75 procent van de wateren voldoet daarmee aan minimaal één van beide normen. Volgens de opstellers van het rapport is een belangrijke bron van de aanwezige nutriënten in het oppervlaktewater de uitspoeling uit bodems als gevolg van recente en historische landbouwbemesting.
Maatregelen
Via het DAW kunnen aanvullende maatregelen worden gestimuleerd, zoals het aanleggen van peilgestuurde drainage, het optimaliseren van stikstofbemesting en het toepassen van bufferstroken, van vanggewassen of van bodemverbetering. Nederland kan er ook voor kiezen om maatregelen als ‘ecoregelingen’ op te nemen in het nieuwe Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Dat zou betekenen dat betalingen vanuit het GLB aan agrariërs worden gekoppeld aan het uitvoeren van deze maatregelen. Verder bieden beleidstrajecten zoals de herbezinning op het mestbeleid, de transitie naar kringlooplandbouw en de aanpak van de stikstofproblematiek kansen voor een verdere reductie van de nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater. Resultaten van de herbezinning op het mestbeleid zullen hun beslag krijgen in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, dat vanaf 2022 gaat gelden.
Zand en löss
De nitraatconcentraties in het bovenste grondwater onder landbouwgrond zijn in het zandgebied significant gedaald. In het zuidelijk zandgebied is de gemiddelde concentratie tussen 2006 en 2014 gedaald van 100 naar 75 milligram nitraat per liter. In de andere zandregio’s is de gemiddelde concentratie gedaald van circa 60 naar circa 40 milligram nitraat per liter. Ondanks de daling werd in 2017 op 46 procent van de bedrijven in het zuidelijk zandgebied de norm van 50 milligram nitraat per liter overschreden, in het lössgebied op 64 procent van de bedrijven. Om dit op te lossen krijgen vooral grondgebruikers in het stroomgebied van de Maas extra verzwarende maatregelen voor hun kiezen. Maatregelen die zo ver gaan dat de opstellers van het rapport stellen dat er structurele aanpassingen in de landbouwkundige bedrijfsvoering nodig zullen zijn om de doelen te kunnen halen. Boeren zullen hier moeten zoeken naar andere verdienmodellen en moeten leren omgaan met dalende inkomsten als gevolg van de te nemen extra maatregelen.
Gewasbeschermingsmiddelen
In heel het land zullen grondgebruikers met zwaardere eisen wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden opgezadeld. Volgens de laatste beoordeling op basis van het Landelijk Meetnet Gewasbeschermingsmiddelen is het aantal gemeten normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in de periode 2016-2018 afgenomen ten opzichte van 2011-2013, maar is het aantal locaties met normoverschrijdingen nagenoeg gelijk gebleven. Van de op dit moment kwantificeerbare emissieroutes vormt buisdrainage veruit de belangrijkste route naar het oppervlaktewater. De hoeveelheid stof die via drift (spuitnevel) in het oppervlaktewater terechtkomt, is relatief klein. Toch veroorzaakt drift de meeste (acute) effecten op het waterleven, omdat drift niet wordt verdund door regenwater en direct uit de spuit in de sloot terechtkomt. Naast de kwantificeerbare emissieroutes benoemen de experts ook het belang van emissies via afstroming over het landoppervlak. Verder zijn incidentele lozingen zoals erfemissies en emissies uit kassen van belang. Om de doelstelling van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst te halen zijn emissiebeperkende maatregelen nodig die verdergaan dan de maatregel uit die nota. Een voorbeeld is het toepassen van 95 procent driftreducerende technieken in combinatie met het verder verbreden van de teeltvrije zone naar 3 meter. Vergeleken met driftreducerende maatregelen, is het verbreden van de teeltvrije zone een dure maatregel, zeker omdat er in Nederland veel percelen zijn die direct aan sloten grenzen.
Gebiedsgerichte keuzes
Gebiedsgerichte of sectorspecifieke projecten zijn kansrijk om de waterkwaliteit te verbeteren. Dit is vooral het geval als ze het bewustzijn van telers vergroten door intensieve begeleiding en door de resultaten van monitoring van de milieukwaliteit te bespreken met (groepen van) telers. Daarnaast kunnen subsidiemogelijkheden telers helpen om bovenwettelijke maatregelen te nemen, bijvoorbeeld maatregelen om emissies vanaf het erf naar het oppervlaktewater te beperken en maatregelen gericht op het verminderen van oppervlakkige afstroming. In de volgende stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2022-2027 moeten per regio keuzes worden gemaakt over in te zetten maatregelen. Deze gebiedsgerichte keuzes zijn complex en vergen veel interactie met en tussen betrokkenen binnen en buiten de regio: Rijk, waterschappen, provincies, gemeenten, agrariërs en andere belanghebbenden.
Coronacrises
De opstellers van het rapport stellen dat het nog onduidelijk is hoe hard de verschillende agrarische sectoren getroffen zullen worden door de verwachte economische recessie. Voor maatregelen die een investering door agrariërs vragen, zou een recessie de snelheid van de implementatie kunnen belemmeren. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor de vrijwillige maatregelen in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Voor de volumemaatregelen die het kabinet heeft aangekondigd in het kader van de vermindering van de stikstofdepositie, waarbij vooral de overheid investeert in het opkopen van bedrijven en rechten, kan een diepe recessie de animo bij agrariërs om deel te nemen daarentegen wellicht juist doen toenemen. Dit kan ook een positief effect hebben op de belasting van oppervlakte- en grondwater met nutriënten.