‘Niet provincies maar gebiedscommissies moeten regie hebben bij extern salderen’
De stikstofbrief van minister Carola Schouten die op 24 april verscheen, stelde dat de provincies de regie moeten gaan voeren bij het extern salderen. Hermen Vreugdenhil, de fractievoorzitter van de Brabantse Christenunie/SGP mist in deze brief nog de opvolging van het advies dat de stikstofcommissie Remkes gaf dat alle sectoren moeten bijdragen om de stikstofreductie te realiseren. „Niet alles kan, zei Remkes toen. Dat had ik ook graag scherper in de brief van Schouten terug gezien. De uitstoot van stikstof reduceren gaat pijn doen en daarom moet het zo eerlijk mogelijk gebeuren. Alle sectoren moet bijdragen om de stikstof te reduceren, dus ook de luchtvaart, ook de industrie maar ook de consumenten.”
Eerst de vergunningen
Vreugdenhil zou graag zien dat het extern salderen voorlopig nog niet wordt opengesteld. De fractievoorzitter stelt dat een derde van de 25 grootste industriele stikstofuitstoters in Brabant nog niet in het bezit zijn van de juiste natuurvergunningen en hij zou graag zien dat dat een randvoorwaarde wordt voor het in aanmerking komen voor extern salderen. Vreugdenhil prijst het voorbeeld dat de provincie Gelderland stelt. Deze provincie heeft alle desbetreffende bedrijven een half jaar de tijd gegeven om hun vergunningen op orde te krijgen.
Gebiedscommissies
De fractievoorzitter ziet voornamelijk een faciliterende rol voor de provincie Noord-Brabant in het extern salderen. Het hoogste woord moet namelijk aan de regio's zelf zijn in de vorm van gebiedscommissie. Deze commissie moeten zelf bepalen waar de gewonnen stikstofruimte wordt weggezet om zo de gebiedsontwikkeling te waarborgen en in te zetten waar het hardste nodig. Binnen deze commissie zouden alle sectoren vertegenwoordigd moeten zijn. Reden voor deze zeer regionale aanpak is (onder andere) de casus Logistiek Park Moerdijk (LPM). De provincie Noord-Brabant heeft een aantal veehouderijen tot aan de andere kant van het land opgekocht om zo stikstofruimte te winnen voor het logistieke park.
Logistiek Park Moerdijk
Naast dat deze actie veel boeren frustreerde, werden de onderlinge politieke relaties van de provinciale besturen op scherp gezet. Zo moet het dus niet, zegt Vreugdenhil. „De grote vraag blijft: hoe zorgen we ervoor dat het groot kapitaal er niet met de schaarse ontwikkelruimte vandoor gaat? De grote bedrijven hebben nu namelijk gezien dat je blijkbaar voor vier miljoen je groeimogelijkheden veilig kan stellen door hoe Brabant de casus LPM heeft aangepakt. Zo moet het dus niet. Die cowboypraktijken hebben het draagvlak voor extern salderen erg verkleind. Dus we moeten er echt voor zorgen dat we het extern salderen op een gebiedsgererichte manier aanpakken en we moeten laten zien dat de keuzes op een eerlijke manier gemaakt worden en dat die keuzes ook in het teken staan van het daadwerkelijke gebied waar de stikstofruimte vrijkomt. En alle sectoren moeten daaraan bijdragen. Dat alles moet gewaarborgd zijn en daarnaast moeten we er nog voor zorgen dat het extern salderen geen verdienmodel wordt. ”
Sleutel tot een gedragen aanpak
De fractievoorzitter benadrukt dat er - wat hem betreft - geen andere aanpak kan zijn dan deze gebiedsgerichte insteek. „De lokaal vrijgekomen stikstofruimte moet in een gebiedsbank terecht komen en de regio zelf zeggenschap over deze gebiedsbank. Er is ruimte nodig voor lokale woningbouw, bedrijvigheid en infrastructuur. Het moet niet zo zijn dat bedrijven van buitenaf de ruimte voor lokale ontwikkeling in beslag neemt. Die drempel zou ik er altijd in willen bouwen; de regio bepaalt. Dat is de sleutel tot een gedragen aanpak.”
De provincie moet een minimale rol spelen in deze gebiedsgerichte aanpak. Alleen een faciliterende rol in het proces. Bij een grotere rol kunnen de economische belangen en prioriteiten van de provincie gaan leiden, zegt Vreugdenhil. En het liefst ziet de CU/SGP-voorman dat er enkel ‘intern extern’ wordt gesaldeerd. Dat wil zeggen extern salderen binnen de eigen sector. Wat mij betreft, kunnen initiatieven zoals LPM prima de problemen met stikstofruimte binnen de eigen sector oplossen. Het is nog maar de vraag of je daadwerkelijk over sectoren heen moet salderen. Dat is ook afhankelijk van de belangen van de gebiedscomissies. Maar mijn persoonlijke voorkeur is: industrie met industrie en agrarisch met agrarisch. Woningbouw is een bijzondere sector want die ruimte moet wel uit een andere sector komen. Daarom moet er ook geen keihard schot tussen de sectoren, maar de keuzes en afwegingen moeten wel logisch uitlegbaar zijn wanneer er over sectoren heen wordt gesaldeerd. Stikstofruimte opkopen voor lokale woningbouw kan wel, stikstofruimte over de provinciegrenzen opkopen voor een LPM niet.
Door de gebiedscommissies de leidende rol te laten vervullen, kan de regio ook zelf bepalen in hoeverre verdere industrialisering in de regio nog wenselijk is. Vreugdenhil illustreert: „Kijk naar Eindhoven. Dat is de gemeente met de grootste luchtverontreiniging met een grote lokale stikstofuitstoot in Noord-Brabant. Terwijl we juist in die omgeving de meest kwetsbare natuur in de provincie hebben. Is het dan wel verstandig om te blijven investeren in die economische ontwikkeling in de regio of is dat eigenlijk de verkeerde plek?”
Juridisch doolhof
Vreugdenhil hekelt dat de stikstofdiscussie nog maar enkel lijkt te gaan over de juridische houdbaarheid van potentiële maatregelen. „Wat me ook opviel aan de brief van Schouten was dat de brief er nog niet uit was en de milieuorganisaties gaven al aan dat ze naar de rechter zouden stappen om het aan te vechten. Alles wat aangekondigd wordt, komt meteen onder een vergrootglas. Die worsteling zie je ook terug in de brief van Schouten. In Brabant is er al een rechtszaak aangespannen tegen het beweiden van vee. Dat laat zien dat de hele stikstofdiscussie is verworden tot een juridisch traject in plaats van een traject in het belang van natuur en duurzame economische ontwikkeling. We zijn zover van de realiteit afgedwaald. Dat is heel erg zonde, want de meeste voortgang heeft de agrarische sector geboekt met vrijwillige convenanten die zijn opgesteld vanuit bestuurlijke afwegingsruimte. In 2009 heeft de agrarische sector in Brabant een vrijwillig convenant afgesloten die de emissie in 2028 reduceert van 19.6 naar 9.6 kiloton De agrarische sector heeft ook juist nu ruimte voor ondernemersschap nodig. Geen bedrijf is hetzelfde. De een wil een reductie realiseren door minder krachtvoer te voeren, anderen willen dat bereiken via stalmaatregelen en weer een ander wil beweiden specifieker inzetten. Door de juridisering van de discussie is er blijkbaar geen ruimte meer voor die eigen invulling en dat vind ik een hele triestie constatering. Want daarmee zouden we pas echt een grote reductie halen de komende jaren in plaats van vanuit de loopgraven dreigen met een rechtsgang nog voordat de inkt is opgedroogd. ”