Raad weerlegt boerenkritiek op advies bodemvitaliteit
U vraagt in het adviesrapport aandacht voor rurale gronden. Toch lijkt de nadruk sterk op landbouw te liggen. Kunt u uitleggen waarom?
„Boeren nemen monsters van de grond, in de natuur is dat minder gebruikelijk. In de bosbouw zien we wel deels dezelfde effecten als in de landbouw zoals bewerking met grote machines dat zorgt voor verdichting, maar het is allemaal wel net iets extensiever dan in de landbouw. De meeste boeren hebben de capaciteit om de grond van de buurman erbij te bewerken, daarom zijn de grondprijzen ook zo hoog. Een deel van de problemen komt dus voort uit het feit dat de sector zo ontzettend krachtig is.”
Dus het heeft er ook mee te maken dat er minder bekend is over bosbouw- en natuurbodems?
„Daar liepen we bij het maken van dit rapport wel tegenaan. Vooral over de micro-organismen in de grond is een stuk minder bekend. Bij natuur is het minder vanzelfsprekend om de bodemkwaliteit te monitoren dan in de landbouw. Dat komt ook omdat de overheid heeft bezuinigd op monitoringssystemen.”
Is de landbouw volgens u dan niet het slachtoffer van zijn eigen data?
„Nee, het is de overheid die op monitoring heeft beknibbeld. We raden boeren juist aan om meer met hun data te doen en die samen te analyseren om te begrijpen waarom de bodemvitaliteit en opbrengsten tussen percelen zo uiteen lopen. En om de maatschappij te laten zien welke acties ze nemen, zodat dat eventueel beloond kan worden. Wegkijken van eventuele problemen heeft nog zelden iemand geholpen.”
Jullie kregen over het brongebruik ook kritiek. Zo maakten jullie gebruik van een document van Herbalife, een commercieel bedrijf dat een veganistische levensstijl promoot.
„De Rli doet zelf geen onderzoek, maar maakt gebruik van wat er al beschikbaar is vanuit de wetenschap en sectoren over onderwerpen die aandacht verdienen. Zo werden er voor het adviesrapport ook artikelen gebruikt uit vakbladen of van ketenbedrijven – en inderdaad bij een niet erg essentiële tabel - de genoemde bron (van Herbalife, red). Ook hebben we wetenschappers de opdracht gegeven om fact finding papers te schrijven. We maken dus breed gebruik van veel verschillende bronnen. We hebben ook een aantal fysieke kennisbijeenkomsten georganiseerd, speciaal voor dit rapport. Daar waren ook boeren en vertegenwoordigers van de LTO bij.”
Uw commissie is samengesteld uit een groep mensen die vooral een achtergrond in de natuur- en milieuwetenschap hebben. Ook hebben jullie veel overheden geraadpleegd. Begrijpt u dat dat vragen oproept over de onafhankelijkheid?
„Er zat een boer in onze commissie (Wim Stegeman, red), dat is al redelijk uniek. Als wij een advies uitgeven over Schiphol, dan zit er bij ons ook niemand van KLM in de commissie. Dat zou vragen oproepen. We hebben er nu wel voor gekozen, om juist die praktijkkennis vanuit de landbouw binnen te halen. En we overleggen met drie ministeries over hun aanpak en wat zij van plan zijn. Maar de raad is volstrekt onafhankelijk.”
'De raad is volstrekt onafhankelijk'
„Ik besef dat we worden gezien als onderdeel van Den Haag en dat is geen populaire stad in landbouwkringen. En we kijken met een bepaalde blik: we zijn niet de raad van exportbevordering, maar gaan over zaken die betrekking hebben op de leefbaarheid.”
Is er nog toekomst voor boeren in Nederland?
„Nederland is een hele goede plek om voedsel te produceren, waardoor iedereen ook steeds meer wil produceren. Dat blijft ook in de toekomst zo. Er zal wat woningbouw, datacenters en natuur bijkomen, maar er blijft dan nog altijd zo’n 1,5 tot 2 miljoen hectare over die door boeren kan en moet worden ingevuld. Nederland ligt gunstig ten opzichte van andere landen met betrekking tot klimaatverandering en we hebben een goede infrastructuur en kennis over landbouw.”
„Wij zijn niet de enige die adviseren om na te denken over een andere manier van landbouw. Het is ook in het belang van de ketenpartijen en boeren om na te denken over wat houdbaar is in Nederland bij deze klimaatverandering. Als een melkveehouder een nieuwe stal bouwt, is het handig om na te denken over wat er in de toekomst wordt vereist, want zo’n stal gaat meer dan 20 jaar mee bijvoorbeeld. Hetzelfde geldt volgens ons voor een bedrijf dat een groentensnijderij bouwt. Want als er over 15 jaar in sommige perioden te weinig water is om goed groenten te telen, is zo’n miljoeneninvestering misschien nog niet terugverdiend. Wat ons betreft gaat de discussie dus over die toekomst en of onze adviezen bijdragen aan een vitale bodem en vitale landbouw, niet over onze werkwijze.”