Goed predatiebeheer behoudt grutto’s in Limburg
Bij grutto’s denk je al gauw aan West- en Noord-Nederland. Maar ook in het Limburgse Ospel komt een kleine groep voor. „In de jaren vijftig en zestig was het hier een jong ontginningslandschap met kleine boompjes. Het gebied was toen veel opener en er zaten nog nergens vossen en steenmarters. Ook maaiden boeren hun percelen veel minder vaak. Daardoor was er een goed leefgebied voor weidevogels”, vertelt weidevogelcoördinator Willem Maris.
In de jaren zeventig telden vrijwilligers in de gemeente Nederweert, waar Ospel onder valt, 300 broedparen.Dat aantal daalde naar 10 tot 12 broedparen in 2010. De laatste jaren is de populatie stabiel met 16 broedparen. Deze broedparen zitten alleen nog in agrarisch gebied. De natte randzone van natuurgebied De Grote Peel van Staatsbosbeheer gebruiken de grutto’s, wulpen en scholeksters niet langer om te broeden. Staatsbosbeheer beheert het als weidevogelgraslandtype, maar doet daarbij niet aan predatiebestrijding. Het is wel een belangrijk foerageergebied voor weidevogels.
Beheersvergoedingen concentreren
Om de achteruitgang te stoppen, is rond 2010 besloten om de beheersvergoedingen te concentreren in het meest kansrijke gebied. Er ligt nu 118 hectare grasland met een beheerpakket en een maaidatum na 1 juli. „Sinds 2010 richten we ons op het gebied waar de dichtheden het grootst zijn, zodat de weidevogels samen predatoren kunnen verjagen. Met een groep grutto’s en vooral kieviten kunnen de vogels beter een vuist maken tegen predatoren. We vinden hier ieder jaar zo’n 150 tot 200 kievitsnesten op maïsland.”
Predatiedruk hoog
Naast het creëren van een betere habitat en meer habitat, en het vergroten van de natuurlijke afweer tegen predatoren door de grotere groep vogels, is de andere succesfactor de aanpak door de wildbeheereenheid. Jac Brandes, faunacoördinator van de wildbeheereenheid (WBE) De Groote Peel, is verantwoordelijk voor de monitoring van de predatoren en het predatorbeheer. Hij doet dat samen met vijftien andere mensen en dat blijkt een intensieve klus. „De predatiedruk is hoog. Vanaf januari voeren we 26 nachtelijke telrondes uit met onze auto’s over vaste routes door ons 2700 hectare grote gebied. Per nacht rijden we 40 tot 50 kilometer en tellen we per 20 kilometer gemiddeld één vos en vijf katten.”
De katten mogen niet worden bejaagd, al nemen die in aantal wel toe. Bij de vossen ligt dat anders. Naast de landelijke vrijstelling om overdag de vos te bejagen, geeft Provincie Limburg sinds 2008 een ontheffing om ook van 1 januari tot en met 1 juni ’s nachts op de vos te jagen. Met succes. Brandes geeft aan dat er jaarlijks 20 tot 30 vossen worden afgeschoten. „Dat aantal is niet zo groot in vergelijking met wat er elders wordt afgeschoten. Maar dat komt doordat we de vossenpopulatie hier laag houden. We schieten iedere vos die we zien in die periode, omdat die periode cruciaal is voor de weidevogels.”
Vossen afschieten
Willem Maris heeft er de afgelopen jaren op aangedrongen om vooral tussen 1 januari en 1 juni vossen af te schieten en niet vóór die periode. „Vossen vestigen hun territorium in de paartijd, van half december tot half januari. Als je ze dan opruimt of in de periode er na, ontstaat er voor een paar maanden een vacuüm. Die periode is cruciaal om weidevogels groot te krijgen. Deze aanpak lijkt hier goed te werken.”
De jagers werken verder met bouwhondjes om vossen uit de bouw (hol) te verjagen. Dat mag tot 1 maart en gebeurt vier tot vijf keer per jaar. De vos helemaal uit het weidevogelgebied houden, lukt niet. Volgens Brandes komen ze vooral uit het nationaal park. Daar mag van Staatsbosbeheer niet geschoten worden. Inmiddels heeft de Provincie de ontheffing om ’s nachts op de vos te jagen verlengd tot en met 1 september, omdat er ook een project met patrijzen loopt. Dat zorgt voor een nog lagere vossenpopulatie, waarvan de weidevogels de komende jaren kunnen meeprofiteren.
Territoriumkraaien
Timing speelt ook een belangrijke rol bij een andere predator: de kraai. Kraaien mogen jaarrond bejaagd worden, maar de jagers in Ospel zijn selectief. „Wij richten ons op de territoriumkraaien in het weidevogelgebied, omdat die gericht zijn op kwaliteitsvoer voor hun jongen. Onze ervaring is dat die andere kraaien in het veld zich veel minder richten op weidevogelnesten”, aldus Brandes.
De wildbeheereenheid tekent alle nesten aan op een kaart en werkt die vervolgens systematisch af. „We doen dat ook al in het najaar en in de winter”, vertelt Brandes. „Per broedkoppel schieten we één kraai, zodat er geen jongen komen. Jaarlijks gaat het om circa 300 kraaien.”
Groei populatie
Tegen andere predatoren valt vooralsnog weinig te doen. De gemeente Nederweert kent 50 broedkoppels van de buizerd. En Aarts telde dit jaar op een perceel van twee hectare al eens 11 blauwe reigers. Deze vogel groeit in aantal in het gebied. De vliegende predatoren zijn volgens Maris niet het probleem meer in Ospel. „Eigenlijk hebben we het hier nu goed voor elkaar en zou de weidevogelpopulatie die er zit de vliegende predatoren moeten kunnen verjagen. Alleen over de katten maken we ons nog zorgen. Alle andere randvoorwaarden om de populatie weer te laten groeien, lijken nu goed. We zaten drie jaar lang op 0,8 tot 0,85 vliegvlugge gruttokuikens per jaar. Dat is voldoende om de populatie in stand te houden. Als het de komende jaren weer wat natter wordt in het voorjaar, moet dat ook gaan lukken.”
Lees meer over weidevogels in de special Onze Weidevogels die zaterdag 16 januari met de kranten Agraaf, Stal & Akker, Vee & Gewas en Veldpost mee komt. Nog geen abonnee? Vraag dan hier een proefabonnement aan.