Column: Welk perspectief wil Nederland zijn jonge boeren bieden?
Meer dan zestienduizend boerenbedrijven dreigen in de komende tien tot vijftien jaar te verdwijnen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek bracht deze week het nieuws naar buiten dat bijna zestig procent van de Nederlandse boeren van 55 jaar of ouder geen opvolger heeft. Het zou schokkend nieuws moeten zijn, maar dat was het helaas niet. Enkele - lang niet alle - media wijdden er een bericht aan, een paar boerenorganisaties kwamen met een plichtmatige reactie, en dat was het dan.
Want het was geen nieuws. Het is de bevestiging van een trend die al decennia lang plaatsvindt; in Nederland verdwijnen steeds meer boeren. Sinds de eeuwwisseling is het aantal boerenbedrijven met bijna de helft afgenomen, van net geen honderdduizend bedrijven twintig jaar geleden naar iets meer dan vijftigduizend nu. Steeds minder jongeren kiezen voor een toekomst als boer. De sector biedt hen te weinig perspectief, ze zien op tegen de lage verdiensten, de regeldruk en de toenemende maatschappelijke weerstand tegen de landbouwsector. En diegenen die dan wel voor een loopbaan in de landbouw kiezen, moeten zich vanaf de start diep in de schulden steken; door schaalvergroting en kapitaalintensivering in de sector zijn boerenbedrijven bijna onbetaalbaar geworden voor nieuwkomers. Zeker voor diegenen die zelf niet uit een landbouwfamilie komen.
Nederland moet dit niet willen
Het moge geen nieuws zijn, schokkend is het wel. Of dat zou het moeten zijn. De helft van de boeren is 55 jaar of ouder, en daar weer de helft van heeft geen opvolging. Dat betekent dat binnen minder dan een generatie het aantal boeren met een kwart afneemt. Het leidt tot verdere schaalvergroting. Vooral omdat, weer volgens het CBS, vooral de kleinere bedrijven moeite hebben met de opvolging.
Maar dat is juist wat de maatschappij niet wil. Een groeiend deel van Nederlandse bevolking wil, nou ja, nog net geen terugkeer naar Ot-en-Sien-achtige boerenbedrijven, maar wel een kleinschalige, natuurinclusieve landbouw. Een waar per bedrijf weinig dieren worden gehouden (omdat men denkt dat het aantal dieren op een bedrijf op een of andere manier evenredig is aan de mate van dierenleed). En men wil tegelijkertijd veilig en kwalitatief hoogwaardig voedsel tegen lage prijzen, maar dat even terzijde.
Als de maatschappij dan die schaalvergroting en een toenemende concentratie wil voorkomen, zal ze dus moeten zorgen dat jongeren de landbouw niet uitstromen. En dat betekent dat die perspectief moeten zien in het boerenbestaan - en dat de maatschappij dat moet kunnen bieden.
Vage beloftes helpen niet
De Tweede Kamer heeft eind vorig jaar met een overgrote meerderheid aan stemmen een motie aangenomen die vraagt om een landbouwakkoord te sluiten. Een afspraak tussen de maatschappij en de landbouwsector, waarin de ene partij vertelt wat ze van de andere partij verwacht, en - heel belangrijk - wat die daarvoor wil bieden. Dus niet zomaar roepen dat de helft van de veestapel moet verdwijnen, zonder concreet te vertellen wat de boer daarvoor terugkrijgt. Vage voorspellingen dat het vlees dan beter vermarkt kan worden bieden de aankomende boer geen perspectief.
Het idee van kringlooplandbouw had een soortgelijk probleem. Het zette een fraaie stip op de horizon, vol van beloftes van toekomstperspectieven voor de landbouw, maar het bleef allemaal vaag. Maar toen die stip geconcretiseerd moest worden, bleek dat iedereen het idee van kringlooplandbouw anders invulde. Onduidelijkheid en vaagheid geven een nieuwe generatie geen perspectief.
Een landbouwakkoord moet perspectief geven
In de Agrio-bladen die deze week verschijnen vertellen onderzoekers Martijn Vink en Daan Boezeman van het Planbureau voor de Leefomgeving hoe je tot een goed landbouwakkoord komt. Het begint met een duidelijke stip op de horizon, stellen zij, een punt waar maatschappij en sector samen naar toe willen bewegen, en met een vaststelling van de prijs (financieel en anderszins) die de maatschappij bereid is om daarvoor te betalen. Welke ruimte het de landbouw gunt. En dus welk perspectief het jonge boeren wil bieden.
Hier ligt een taak voor de nieuwe regering. Over twee maanden zijn er verkiezingen - misschien eerder al, als het kabinet is gevallen wanneer u dit leest. En daarna wordt een nieuwe regering geformeerd. In die formatiegesprekken zal de toekomst van de landbouw op tafel moeten liggen. Een nieuw regeerakkoord is een mooie plaats om die stip op de horizon te zetten, en om aan te geven welke ruimte de landbouw krijgt om die stip te bereiken. Het kan de aanzet zijn tot onderhandelingen over een landbouwakkoord dat boeren perspectief biedt om boer te blijven.