Montbéliardes op gras na mycotoxinedrama
Het eerste dat vanuit de verte opvalt, is de gigantische voorraad gewikkelde balen op het erf van de familie Havermans in Moerdijk (N.-Br.). Een gevolg van een drastische omschakeling naar een totaal andere bedrijfsvoering in vergelijking met vijf jaar geleden.
„We hebben jarenlang met plezier Holstein-koeien gemolken”, vertelt Havermans. „Tot ze gezondheidsproblemen kregen als gevolg van vergiftiging met mycotoxinen, maar dat bleek pas jaren later. Voor een melkproductie van rond de 9.000 kgper koe voerden we een groot aandeel granen, waaronder maïs.”
„Wel 50 tot 70 procent. We teelden veel eigen maïs voor MKS en CCM en we voerden ook eigen triticale en gerst. Ons areaal bestond toen voor 17 hectare uit grasland en voor ongeveer 65 hectare uit granen.”
Dode koeien
In 1996 werden de eerste ziekteverschijnselen zichtbaar. Vanaf dat jaar steeg de veevervanging naar een veel te hoog niveau van 50 procent. „Alle ziektes die koeien kunnen krijgen, passeerden de jaren daarna de revue. Veel uier- en baarmoederontstekingen en hoge celgetallen. Ondanks alle, zonder twijfel, goedbedoelde adviezen kregen we er geen grip op.”
„Het dieptepunt was in 2003, toen 10 procent van de koeien stierf en de productie naar 6.300 kg per koe was gedaald. Ik begon al aardig aan mijzelf te twijfelen en stond op het punt te stoppen met koeien melken. Totdat iemand van Agriton ons attendeerde op het risico van mycotoxinen. Na analyse van al het voer, ook van de aangevoerde soja, werd al snel duidelijk dat dit veel te veel mycotoxinen bevatte.”
Inmiddels had de blootstelling aan te hoge niveaus mycotoxinen zijn sporen nagelaten. Op vier koeien werd sectie verricht. „Ze bleken alle denkbare ontstekingen te hebben. In augustus 2002 had een groot deel van onze maïs- en graanpercelen onder water gestaan. Dat zorgde in 2003 voor nog meer mycotoxinen door extra besmetting met fusariumschimmels op de gewassen.”
„Jarenlang hebben we besmet stro ondergewerkt op percelen waar we CCM oogstten. Zo is het probleem geëscaleerd. Met een opeenstapeling van mycotoxinen in de koeien. In 2003 zijn 75 van de 100 melkkoeien afgevoerd in verband met gezondheidsproblemen. Tien koeien zijn voortijdig gestorven, 25 dieren kregen een noodslachting.”
Ander ras, ander voer
Vanaf het rampjaar 2003 wilden Marc en Ingrid Havermans de bedrijfsvoering ingrijpend wijzigen. Om in de toekomst problemen met mycotoxinen nooit meer mee te hoeven maken. „Het was ons al snel duidelijk dat we af moesten stappen van hoogproductieve koeien op een energierijk rantsoen met veel granen.”
Overstappen op een ras dat het goed doet op een 100 procent grasrantsoen dus. Marc koos voor het Montbéliarde-ras, omdat deze koeien ook goed met robots te melken zijn. „De post omzet en aanwas is met 5 cent per 100 kg melk goed. Met Holsteins is dat ongeveer de helft. MRIJ vind ik te klein voor de robots, Brown Swiss en Jersey hebben te weinig omzet en aanwas”, verklaart Havermans zijn keuze voor de Montbéliarde.
In oktober 2003 kocht hij in Frankrijk 50 Montbéliarde-vaarzen en ook het op het bedrijf aanwezige Holstein-jongvee werd geïnsemineerd met Montbéliarde-sperma. Vanaf dat jaar insemineerde hij met alleen raszuivere stieren van dit ras. Omdat het Montbéliarde-ras een laatrijp ras is, besloot de veehouder in te kruisen met andere rassen, om zo de sterke punten van de verschillende rassen te combineren.
„Momenteel gebruiken we Montbéliarde, Holstein en Deens Roodbont in een rotatiekruising. Voor de beste koeien gebruik ik gesekst sperma om verzekerd te zijn van goede vaarskalveren. De helft van de veestapel wordt sinds januari 2009 geïnsemineerd met Belgische Blauwe stieren.”
„De Belgische Blauwe kalfjes brengen 150 tot 200 euro per stuk méér op dan de Holsteinkalveren. De andere kruislingkalveren brengen 45 euro extra in de portemonnee. Goed voor de omzet en aanwas.”
100 procent gras
Wat de voeding betreft, schakelde Havermans over op een 100 procent graskuilrantsoen met aanvulling van één krachtvoersoort, maximaal 9 kg per koe per dag. Alleen de robots verstrekken het krachtvoer. Dat levert dagelijks 3,1 melkingen per koe en 6 tot 7 weigeringen op.
„Ik ben dus geen tijd kwijt met koeien naar de robot halen. In 2004 hadden we nog 30 procent maïs in het rantsoen. Toen ik dat niet meer met een voermengwagen, maar los voor het voerhek verstrekte, vraten de koeien de maïs uit 2003 niet meer. Ik heb toen besloten alle maïs uit het rantsoen te halen.”
„Na een hitteperiode in 2004 zag ik bij de Montbéliarde-kruislingen ook al problemen. Granen en maïs telen doen we dus niet meer. Op onze, door het ondergewerkte stro besmette, grond is dat voorlopig ook niet mogelijk. De kalveren kregen jarenlang besmette maïs. Nu pas zijn de dieren vrij van mycotoxine-opslag in hun vetreserves.”
Eigen machinepark
De voermengwagen ging weg en de Moerdijker investeerde in grasland- en hooibouwmachines: twee maaiers, een wikkelpers voor ronde balen, drie trekkers, een drijfmesttank van 12 kuub met een10 meter brede injecteur en één grote schudder.
„Door de graskuil te wikkelen zijn de problemen met broei verleden tijd. We wilden de graswinning per se in eigen beheer doen om er voor te zorgen dat een goede kwaliteit graskuil voor het voerhek komt. Ronde balen passen goed bij ons bedrijf vanwege de verspreide ligging van de grond. De kosten van het machinepark zijn wel hoger dan gemiddeld, we hebben echter geen loonwerkkosten meer.”
Al het grasland wordt elke vier weken gemaaid en het gras in ronde balen gewikkeld. Dat levert jaarlijks om en nabij de 5.000 wikkelbalen op. Kort maaien levert volgens Havermans veel smaak, VEM en eiwit op. „We wikkelen bij 50 tot 60 procent droge stof. Dan blijft er meer suiker in zitten en dat zorgt voor extra smaak.”
„De voeropname van de graskuil varieert van 12 tot 15 kg droge stof per dag, afhankelijk van de kwaliteit.” Per twee tot drie dagen brengt Havermans 20 ronde balen graskuil voor het voerhek. Daar gebruikt hij een speciale uitpakmachine voor. „Zo kost het voeren weinig tijd.” Bij het aanbreken van een nieuwe partij wikkelbalen test de veehouder eerst enkele balen bij de melkgevende koeien.
„Als ze er te weinig van vreten of met z’n allen op de twee nieuwe balen duiken, weet ik welke partij ik melkgevende dieren voor moet zetten.” Over gebrek aan structuur in het rantsoen maakt Havermans zich weinig zorgen. „Met 100 procent graskuil en relatief weinig krachtvoer gaat dat wel goed. Zolang ze voldoende graskuil opnemen en een gevulde pens hebben, is er voldoende buffering in de pens. Pensverzuring en klauwproblemen als gevolg daarvan zie ik dan ook eigenlijk niet.”
Gezondheid en vruchtbaarheid
Sinds de omschakeling in 2003 laat de diergezondheid op het bedrijf weer een stijgende lijn zien. „Alle dieren met mycotoxineophoping zijn we nu wel kwijt. De aankoop van en het kruisen met Montbéliardes zorgt voor een veestapel met heel weinig gezondheidsproblemen. Ik heb er eigenlijk geen omkijken naar.”
De droge koeien staan in één groep en krijgen wat droger, langer gras. Twee weken voor het afkalven verstrekt een krachtvoerbox speciaal krachtvoer voor droge koeien. „De dieren kalven zonder hulp af. Er zijn nauwelijks doodgeboortes en de kalversterfte ligt op 2,5 procent. Melkziekte en zucht zie ik niet. De afgelopen twee jaar zijn drie koeien aan de nageboorte blijven staan. Onze grond bevat relatief veel chloor. Dat zorgt voor een goede kation-anionbalans.”
Havermans laat de kalveren direct na de geboorte 12 uur bij de koe voor biestopname. „We zijn paratbc-vrij en op deze manier kost de biestverstrekking veel minder tijd.” Als de vaarskalveren 8 tot 10 dagen oud zijn, komen ze in drie groepen op een drinkautomaat, met onbeperkt hooi en krachtvoer. „Zo kan ik de opstartgroep extra goed in de gaten houden.”
De Brabantse veehouder is erg te spreken over de vruchtbaarheid van zijn koeien. „Vaarzen die niet drachtig worden, heb ik niet.” De tussenkalftijd bedraagt 385 dagen, het inseminatiegetal bij jongvee is 1,3 en bij melkkoeien 1,5. De koeien dragen een halsband met bewegingsdetectie waarmee de tochtige koeien feilloos worden opgespoord. Bij het jongvee is een afleesunit boven de drinkbak gemonteerd en de melkrobot registreert de bewegingen van de melkkoeien.
Minder voerkosten
Tot nu toe heeft de familie Havermans geen spijt van de omschakeling naar een extensieve, duurzame veestapel. „Ons nieuwe bedrijfssysteem werkt super gemakkelijk. De hoeveelheid melk per koe is lager met Montbéliardes en een 100 procent grasrantsoen, maar de post omzet en aanwas is 50 procent hoger. De dierenarts- en medicijnkosten zijn met tweederde verlaagd en ook de voerkosten zijn veel lager. We voeren geen bijproducten meer en een niet te luxe krachtvoer. Ook is er bijna geen restvoer, de koeien vreten praktisch alle graskuil op.”
Sinds 2005 draait het bedrijf van Havermans financieel weer gezond, zodat de nodige investeringen konden worden gedaan. In 2006 is een mestbassin geplaatst, in 2007 is 18,5 hectare grond aangekocht en in 2008 kwam de derde melkrobot er bij. „Uit de statistieken blijkt dat de melkveebedrijven met dubbeldoelkoeien, zoals MRIJ, jaarlijks het hoogste saldo realiseren. Qua saldo zitten wij ook bij de beste 20 procent van een bedrijfseconomische studieclub.”
„De gemiddelde leeftijd van onze veestapel is 4 jaar en 6 maanden, omdat we relatief veel jonge dieren hebben. De eerste kruisingskoe is nu vierdekalfs. Als de veestapel ouder wordt, zal het saldo alleen maar verbeteren. We streven naar probleemloze koeien die lang mee gaan, dat werkt wel zo handig.”
Dit jaar verwacht Marc Havermans dat de melkproductie ongeveer 500 liter per koe gaat stijgen als gevolg van de betere graskwaliteit in vergelijking met vorig seizoen. „Met dit systeem zijn we wel sterk afhankelijk van een goede graswinning. Daar investeer ik in door meer kennis op te doen over dit thema.”
Vrijloopstal
Met het gemak van 100 procent graskuil voeren en het plezier van gezonde koeien ziet Havermans de toekomst weer positief tegemoet. Hij oriënteert zich nu op het realiseren van een vrijloopstal en een groei naar 250 melkkoeien. „In Israël heb ik vrijloopstallen gezien. Qua koecomfort is dat een redelijk ideaal systeem. Dat zou ik in 2010 graag op ons bedrijf willen realiseren.”
„Met voldoende ventilatie en genoeg oppervlakte per koe moet dat systeem ook in Nederland kunnen werken. Als voorproefje experimenteren we met compost in het afkalfhok”, besluit Havermans die van mening is dat je met koeien het jaarrond binnen moet streven naar een maatschappelijk acceptabel huisvestingssysteem.