Tweede knolcyperusonderzoek in Belgisch-Nederlandse grensstreek
Knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid dat de kwaliteit en continuïteit van de land- en tuinbouwproducten in met name de zandgebieden in Zuidoost-Nederland bedreigt. In Limburg tiert dit onkruid welig, vooral op akkers in de regio Weert-Nederweert-Leudal. Ook in Oost-Brabant vormt het een toenemend probleem. Voor een groep Midden-Limburgse akkerbouwers reden om twee jaar geleden de handen ineen te slaan en samen met de LLTB, het PVL in Bocholt, BO Akkerbouw, Waterschap Limburg, de gemeente Weert en de Koninklijke Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur (KAVB) een traject te starten gericht op het bestrijden en voorkomen van een verdere verspreiding van de knolcyperus. Sinds 2019 worden in dit pilotproject verschillende maatregelen op twee besmette percelen in Bree (B) en Weert getest. De geboekte resultaten zijn nog niet erg hoopvol. „Bij dit onderzoek staat de bestrijding centraal. Daarentegen nemen we bij dit nieuwe VLAIO knolcyperus onderzoeksprogramma het hele teeltsysteem in ogenschouw”, legt Shana Clercx van het Proef- en Vormingscentrum voor de landbouw (PVL) in Bocholt uit.
Grootste knolcyperusonderzoek
Een VLAIO-project is een zeer groot opgeschaald project en is momenteel het grootste knolcyperusonderzoek in de Benelux. Gedurende de komende vier jaren slaan de grootste Vlaamse onderzoekspartijen de handen ineen. Het belangrijkste doel van dit project is het verwerven van wetenschappelijke kennis op het gebied van voorkomen, verspreidingsmogelijkheden en bestrijding van knolcyperus.
Hele teeltsysteem
Niet alleen de bestrijding maar het hele teeltsysteem wordt in dit project onderzocht. „Wat betreft het hele teeltsysteem valt te denken aan: Welke teelt? Welke chemische of biologische middelen worden gebruikt? Welke grondbewerkingsmachines worden ingezet? Welke groenbemesters worden gezaaid?”, aldus Shana Clercx.
Besmettingen voorkomen
Een zeer belangrijk aspect in deze studie is het voorkomen van een knolcyperusbesmetting op onbesmette percelen. Daartoe zullen onderzoeken plaatsvinden gericht op de verspreiding van de knolletjes via verschillende machines binnen eenzelfde perceel en binnen meerdere velden. Tevens zullen risicoanalyses van de verspreiding van knollen en zaden na vertering door dieren (runderen, vogels en varkens) wetenschappelijk onderzocht worden. Verscheidene vitaliteitsonderzoeken van knollen en zaden na verblijf in onder meer de maïskuil, mestkelder, stalmesthoop, vergister, composthoop en bezinkingsbekken staan op de onderzoeksagenda. Daarnaast zullende effecten van innovatieve bestrijdingstechnieken intensief getest worden op de effectiviteit tegen knolcyperus. Daarbij valt te denken aan nieuwe ontwikkelingen op het vlak van bodemontsmettingen en elektrofysisch wieden.
Gezocht: 15 besmette percelen
In de Nederland-Belgische grensregio is het PVL op zoek naar 15 besmette praktijkvelden. Deze praktijkvelden zullen gedurende het volledige verloop van het project (eind 2024) intensief worden gemonitord op toegepaste bestrijdingsstrategieën en knollenvoorraadvooruitgang. Door de evolutie van de knollenvoorraad in de tijd te koppelen aan de door de landbouwer uitgevoerde geïntegreerde bestrijdingssystemen kunnen de systemen geïdentificeerd worden die het meest succesvol zijn in het uitputten van de knollenvoorraad in de bodem. „Ook percelen in de Nederland-Belgische grensstreek. Inmiddels heeft zich één Nederland-Limburgse agrariër hiervoor aangemeld”, besluit Shana Clercx.