'Gangbare leghennen bijna net zo duurzaam als Kipster'
Luttels startte met de website. „Het eerste wat natuurlijk opvalt als je naar de Kipster website gaat, dat die geweldig goed in mekaar zit en alles met mooie grafics en foto's verteld wordt”, twitterde Luttels.
Kipster is het gelukt om direct vanaf de boerderij eitjes te verkopen aan de supermarkt. Een knappe prestatie met een goed duurzaamheidsverhaal dat ook de supermarkten gebruiken richting hun klanten. Kortom de marketing is perfect. Kipster is opgestart in 2017 en heeft inmiddels diverse awards gewonnen.
De inhoud achter het verhaal
Kipster heeft 3 sterren van de Dierenbescherming. Het hoogst haalbare en gelijk aan alle biologische pluimveebedrijven in Nederland, het Rondeel systeem en nog ca 10 andere stallen.
Uit Luttels observaties blijkt het volgende:
- Minder CO2 uitstoot door gebruikmaking van reststromen, 50 procent minder op voer. Zelfs CO2 neutraal gecertificeerd. Dat is een aardige claim.
- WUR heeft de claim onderzocht: de hele studie is een vergelijking tussen Kipster aan de ene kant en vrije uitloop of biologische kippen aan de andere kant. Dat is een beetje vreemd, je produceert zelf code 1 scharreleieren maar gaat die vergelijken met code 2 en code 3 handelsklasse eieren?
- De hennen produceren volgens opgave Kipster 23,17 kg eieren. Dat zijn ongeveer 375 eieren. Dat is vergelijkbaar met de normtabel die de leverancier van de hennen DeKalb white free range vermeld.
- Opvallend is dat de Kipster kippen 590 dagen oud worden, dat is 84 weken. Dat is jong; de leverancier prijst deze kip aan om zijn langlevigheid en mogelijkheid om tot 100 weken aan te houden. Vergelijkbare koppels in Nederland leven langer.
- 95 procent koekjes en brood als voer, 5 procent vitamines en mineralen. De varkenshouderij voert al jaren koekjes en broodrestanten. Kipster voert nog steeds 5,1 procent soja, blijkt uit research van andere twitteraars, vergelijkbaar met een aantal gangbare scharrelbedrijven.
- De Kipster website vermeldt weinig over de groei van de haantjes: die hebben 3 kilo voer nodig om 1 kilo te groeien. Dat is minder duurzaam dan reguliere of traag groeiende vleeskuikens .
- Dat staat los van het feit dat de haantjes geen echt vermarktbaar vlees oplevert.
- Kipster heeft zonnepanelen; dat hebben heel veel pluimveehouders, evenals een mestdroger. Het rapport rekent met oude cijfers uit 2013 waarin gerekend wordt met 740 gram CO2 uitstoot van gewone elektra. In 2018 was dat al gezakt naar 450 gram. Kipster brengt die stroom van zonnepanelen en het hebben van droge pluimveemest in mindering op zijn CO2 emissie. Ook verkoop van de stroom wordt nog als min post in de berekening mee genomen.
- In het rapport worden cijfers van biologisch en vrije uitloop vergeleken, waarom niet scharrelstal met scharrelstal?
De eindconclusie is dat Luttels meer vragen heeft dan antwoorden. „Ik vind het ongekend knap hoe WUR rapporten weet samen te stellen met gebruikmaking van vaak oude cijfers, die gewoon naast nieuw materiaal te zetten en daar conclusies uit durft te trekken. Zijn de cijfers wel juist? Uit alle andere cijfers blijkt dat de reguliere houderij grote stappen heeft gemaakt en het geclaimde verschil niet werkelijk is.”
Feit blijft dat de marketing ontzettend goed is. Daar liften andere toeleverende bedrijven graag in mee. De rest van de pluimveehouderij kan er nog iets van leren. „Wat ik mij afvraag: verkoopt Kipster de eitjes wel met de juiste argumenten? Als we een eerlijke vergelijking maken tussen Kipster en reguliere scharrelstal; een appel-appelvergelijking met zonnepanelen en een mestdroger; hoe zijn dan de cijfers?” besluit Luttels.
WUR heeft gereageerd dat in dit onderzoek een case study is gebruikt en er geen systemen in de pluimveesector met elkaar zijn vergeleken, waarop Luttels aangeeft dat de conclusies in deze case study niet kloppen.
Volg het tweetdraadje van Luttels: