Grote regionale verschillen in veestapelkrimp en toename per bedrijf
In de provincie Utrecht nam het aantal koeien toe van 91.948 in 2016 naar 94.604 dit jaar, een toename van ruim drie procent. In de Veenkoloniën en het Groningse Oldambt daalde het aantal melkkoeien ook nauwelijks, maar stabiliseerde op ruim 86.000.
Meeste krimp in Zuidelijk Veehouderijgebied
In het Zuidelijk Veehouderijgebied kromp de totale melkveestapel het meest, met ruim 20 procent van 244.362 naar 202.123. Gevolgd door Zuid-Limburg, waar het aantal koeien in vijf jaar tijd afnam met bijna 20 procent, van 15.550 naar 12.573. Zuidwestelijk Brabant zag het aantal koeien minder sterk dalen, van 23.016 naar 20.378. Ongeveer 13 procent minder.
In Oost-Nederland nam de omvang van de veestapel procentueel ook minder af, met 12,25 procent van 579.742 naar 516.232 koeien. Landelijk daalde het aantal koeien van 1,74 miljoen naar 1,57 miljoen, een krimp van bijna 11 procent. Hoe duidelijk het verband met de veebezetting per hectare is, heeft het CBS nog niet geanalyseerd.
Schaalvergroting in Utrecht het kleinst
Per bedrijf telt de provincie Flevoland het meeste aantal koeien, 148 gemiddeld. Het aantal koeien daalde in deze provincie net zoveel als landelijk. Met 11 procent, van 38.278 naar 34.024. Gemiddeld in Nederland steeg het aantal koeien per bedrijf in de periode van 2016-2021 van 97 naar 103 koeien en het aantal bedrijven daalde van 17.190 naar 15.261.In het Centrale Veehouderijgebied, waar het totale aantal koeien in tegenstelling tot de provincie Utrecht als geheel wel daalde, komt het gemiddelde op 83 per bedrijf. Het minste aantal in Nederland en de kleinste toename per bedrijf.