Column: Een leghen zonder eieren
Leghennen, de naam zegt het al, worden geacht eieren te leggen. Enigszins een essentieel kenmerk van de leghen, zullen we maar zeggen. Toch bestaat er een virusvariant die ervoor zorgt dat leghennen (ondanks dat ze alle kenmerken van een leggende hen vertonen) schijnleg vertonen en dus geen eieren leggen. Schijnleg is vanzelfsprekend desastreus voor een pluimveehouder die leghennen heeft voor de eiproductie. Bij pluimveehouders is schijnleg een bekend fenomeen.
Een aantal jaren geleden speelde een situatie met schijnleg bij de rechtbank. Een verkoper koopt bevruchte eieren en laat die uitkomen in broedkasten, waarna de verkoper de kuikens laat opfokken bij een derde. Dan verkoopt verkoper de leghennen aan koper. Koper merkt dat een deel van de leghennen last hebben van schijnleg en stelt de verkoper aansprakelijk wegens non-conformiteit van de leghennen.
‘De leghennen missen een essentieel kenmerk doordat ze geen eieren leggen’
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van non-conformiteit. De leghennen missen immers een essentieel kenmerk doordat ze geen eieren leggen, hetgeen de koper mocht verwachten van de leghennen bij ‘normaal gebruik’. Omdat de leghennen non-conform zijn, levert dit juridisch gezien een tekortkoming op. De vraag die vervolgens speelt, is of de tekortkoming ook aan de verkoper toe te rekenen is.
De verkoper stelt dat hij niet wist of kon weten dat de leghennen besmet waren met schijnleg en dat de tekortkoming hem daarom niet kon worden toegerekend.
De rechtbank komt tot het eindoordeel dat de non-conformiteit (wegens schijnleg) van de leghennen een tekortkoming is die de verkoper wel kan worden toegerekend. Hierbij is met name van belang het feit dat er sprake is van twee professionele partijen, die vanuit de branche bekend zijn met de mogelijke aanwezigheid van schijnleg.
De verkoper heeft in deze zaak niet betwist dat het gebruikelijk is dat bij de verkoop van leghennen wordt uitgegaan van een gemiddelde eiproductie per leghen alsmede dat besmetting met schijnleg plaatsvindt bij de verkoper. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat het naar verkeersopvattingen kennelijk gebruikelijk is dat het risico van schijnleg bij de verkoper komt te liggen.
Professionaliteit van partijen en kennis en gewoonten vanuit de branche spelen dus een rol bij de toerekenbaarheid van de non-conformiteit.
Tekst: Femke Gietema
Beeld: Van der Sluis, van der Zee, Kalmijn advocaten