Column: De juni-brief
Nu ben ik geen minister, en dat is maar goed ook zullen sommigen van u denken, maar ik weet wel wat ik in ieder geval in de juni-brief zou zetten. Als je perspectief wil schetsen voor de toekomst van de Nederlandse landbouw begint het met wat je verwacht van diezelfde landbouw. Moet die landbouw zo goedkoop mogelijk, in concurrentie met de wereldmarkt, voedsel produceren of vind je dat de productiewijze van de landbouw, hoe ze ook produceert, in ieder geval niet mag leiden tot een overmatige belasting van het milieu? Of ben je zelfs van mening dat de landbouw een bijdrage moet leveren aan de kwaliteit van natuur en landschap, en daarmee aan het verbeteren en in standhouden van de biodiversiteit?
Maatschappij
Ik denk dat we moeten kiezen voor het volledige pakket - onze milieu-impact zoveel mogelijk terugdringen en daarnaast een structurele bijdrage leveren aan natuur en landschap om de biodiversiteit te herstellen. Dit is volgens mij in ons eigen belang om twee redenen. De eerste is simpel, alleen een landbouw die een beperkte invloed heeft op ons milieu en daarbij in staat is om het landschap en de biodiversiteit te ondersteunen is op lange termijn volhoudbaar. De tweede reden is dat de ruimte om te boeren in Nederland wordt bepaald door de maatschappij. De maatschappij gunt ons best ruimte om te ondernemen, maar dan wel op zo’n manier dat we onze impact op milieu minimaliseren en dus natuur en landschap een serieuze plek geven in onze bedrijfsvoering.
Maar hoe dan?
Wat betreft de milieu-eisen is het eigenlijk best simpel. Stel gewoon doelen vast voor de milieukenmerken die essentieel zijn, zoals stikstof- en fosfaatoverschot. Dit kun je ook doen voor broeikasgassen, het kan zelfs voor gewasbeschermingsmiddelen. Maar laat het vooral aan de ondernemer over hoe deze doelen te bereiken. Als we die doelen op bedrijfsniveau vastleggen komen alle ondernemers in beweging om klaar te staan voor de toekomst. Dit systeem kun je tegelijkertijd stimulerend en verplichtend laten werken. Per doel stel je een norm vast waar iedereen aan moet voldoen en je kunt iedereen die het 25 procent beter doet dan die norm belonen voor de extra inspanning. Ik garandeer dat dit leidt tot een snelle en ongekende milieuwinst!
Randenbeheer
Voor onze bijdrage aan natuur en landschap is het ook niet zo moeilijk. We zouden bijvoorbeeld uit kunnen gaan van 10 procent groen-blauwe dooradering in het agrarische landschap. Dit kunnen we realiseren met landschapselementen, maar ook met natuurvriendelijke oevers of randenbeheer. Het enige wat er voor nodig is, is een overheid die erkent dat dit een maatschappelijke dienst is vergelijkbaar met dat wat natuurorganisaties aan de maatschappij leveren. Die worden daar ten slotte ook gewoon voor betaald. Naast die groen-blauwe dooradering zullen we in sommige gebieden een extra inspanning moeten leveren als het gaat om weide- en akkervogels of rondom Natura 2000-gebieden en in de veenweidegebieden. Met 25 miljard in een fonds moet het toch mogelijk zijn om een concurrerende en structurele beloning te betalen aan de boeren die dit gaan oppakken!
Als we beide zaken die ik net heb beschreven, hebben uitgewerkt en ingevoerd kunnen we aan de slag met de gebiedsgerichte aanpak. Want pas als je het juiste perspectief hebt geschetst en de route er naartoe hebt kunnen aangeven heeft het zin om te starten met de GGA. Op basis van dit toekomstbeeld kunnen wij boeren namelijk keuzes gaan maken over de bedrijfsontwikkeling. Wat wil en kan ik? Wat is er mogelijk op de plek waar ik boer ben? Wil ik stoppen of verplaatsen? Alle vragen die we nu voor een groot deel voor ons uitschuiven kunnen we dan gaan beantwoorden. Voor ieder gebied zal er dan een schets gemaakt moeten worden hoe de landbouw er over tien jaar uitziet en hoe de daar aanwezige bedrijven hier op in kunnen spelen.
Grondbank
Een grondbank is een essentieel onderdeel van dit plaatje. Grond van bedrijven die willen stoppen of verplaatsen moeten we strategisch gaan inzetten voor het toekomstperspectief van de bedrijven die wel verder willen boeren in het gebied. Ja, opkoop van bedrijven krijgt ook een plek in mijn juni-brief, maar wel als sluitstuk van een beleid dat perspectief geeft voor de landbouw en niet als dreigement aan de voorkant.