Column: En toen lagen er twee brieven
Afgelopen vrijdag was het dan zover, het kabinet heeft twee brieven naar de Tweede Kamer gestuurd. Een brief waarin duidelijk wordt waar de grootste opgaves liggen als het om stikstofemissiereductie gaat en een brief waarin beschreven wordt hoe de landbouw zich moet gaan ontwikkelen.
Acties
De brief waarin de doelen met betrekking tot stikstof per gebied in staan beschreven is ingeslagen als een bom. En als je dan op de kaart ziet dat jouw bedrijf in een gebied zit waar 70 procent stikstofreductie gehaald moet worden, dan valt de bodem onder je bestaan wel even weg. Acties van organisaties als Agractie, LTO en FDF zijn al in voorbereiding en zullen grootschalig zijn, maar of deze acties tot bijstelling van het beleid zullen leiden is nog maar de vraag.
In dit geweld wordt naar mijn idee de impact van de andere brief onderschat. Daarin schrijft de minister van landbouw Henk Staghouwer dat we toe moeten naar een nieuw landbouwsysteem. Een landbouw waarin voedselproductie samen moet gaan met veel meer aandacht voor natuur, klimaat, biodiversiteit en omgeving. Dat ook dit een grote opgave is blijkt uit de reeks ideeën die in de brief genoemd worden om dit mogelijk te maken. Helaas, zonder hierin echt heel concreet te worden.
Richtinggevende doelen
In de brief van de minister voor stikstof (Christianne van der Wal) wordt gesproken over richtinggevende doelen. Daaruit maak ik op dat er ruimte is voor afwijking op basis van goede plannen of argumenten. Het is aan de provincies om van deze geboden ruimte maximaal gebruik te maken. Het zijn tenslotte de provincies die voor 1 juli 2023 met een uitvoeringsplan moeten komen die onontkoombaar aantoont dat de doelen gehaald gaan worden.
Het is dan weer aan ons om samen met de provincie invulling te gaan geven aan die gebiedsplannen. Die gebiedsplannen moeten starten met een gedegen inventarisatie van alle bedrijven in het gebied. Je zult in beeld moeten brengen welke bedrijven gaan stoppen de komende 10 jaar, welke bedrijven door willen in hetzelfde gebied en welke bedrijven door willen maar voor zichzelf die toekomst ergens anders zien.
Als we van het gemiddelde uitgaan, stoppen er de komende 10 jaar 25 tot 30 procent van de bedrijven. Stel dat er ook nog 10 procent van de bedrijven wil verplaatsen, dan is een stikstofreductie van tussen de 30 en 40 procent voor zo’n gebied geen utopie, maar een haalbaar scenario, mits je als overheid durft te sturen op deze processen.
Een derde brief
Om de afweging te kunnen maken of je wil stoppen, doorgaan of verplaatsen moet je natuurlijk wel goed in beeld hebben wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn in jouw gebied. Helaas zijn beide brieven hierin niet concreet.
Ja, er wordt gesproken over het ondersteunen van extensiveren omdat dit economisch zelden rendabel is. Ja, er wordt gesproken over ruimere mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer rondom Natura 2000-gebieden. Ja, er wordt gesproken over meer groen-blauwe dooradering in het hele landelijke gebied, inclusief de vergoedingen die daarvoor nodig zijn. Ja, er wordt gesproken over het ondersteunen van innovaties. Ja, er wordt gesproken over eerlijker prijzen voor duurzaam geproduceerde producten. Maar nergens wordt dit zo concreet dat ik voor mijn bedrijf de rekensom kan gaan maken of het nu verstandig is om te stoppen, in te zetten op een andere bedrijfsvoering op de plek waar ik zit of dat verplaatsen misschien wel de enige mogelijkheid is om mijn bedrijf toekomst te bieden.
Door zulke heldere en ook scherpe stikstofdoelen te benoemen heeft het ministerie zichzelf verplicht om ook de maatregelen die ze wil inzetten, om de boeren te helpen bij deze enorm grote opgave, met dezelfde helderheid en scherpte te beschrijven. Ik reken dus op nog een derde brief voor het aanstaande Tweede Kamerreces waarin dit gebeurt.
Ps.
Een overheid die zo’n grote opgave neerlegt bij een specifieke groep heeft ook de verantwoordelijkheid om deze groep bij te staan. Veel boeren voelen zich overvallen en soms ook aangevallen. Al deze boeren verdienen het om ook individueel en sociaal ondersteunt te worden. Dit mogelijk maken is een verantwoordelijkheid van de overheid. De uitvoering hiervan kunnen en willen we als sector graag zelf oppakken. Voorstellen hiervoor vanuit de sector liggen al op het ministerie, ik reken op een snelle en positieve besluitvorming.