‘Bemesting Zuid-Limburgse akkers grote stikstofdepositiebron’
In uw eerdere verklaring geeft u aan de uitvoering van de landelijke stikstofmaatregelen met uw partners te willen oppakken. Bedoelt u daarmee ook de agrarische sector, die is immers fel gekant tegen de plannen?
Geert Gabriëls: „We bedoelen alle partners die in het landelijk gebied actief zijn. Dus ook de landbouwpartijen, en zeker de individuele ondernemers horen daar bij. We begrijpen dat er nu veel onduidelijkheid en onzekerheid is, met name onder agrarisch ondernemers. Het is een grote opgave en het vergt moed van alle partijen om toch met elkaar in constructief overleg te gaan. Daar hoort ook bij dat we oog hebben voor de leefbaarheid op het platteland en perspectief voor de agrarische sector.”
Mogen we uit de opstelling van GS concluderen dat ze de voorgestelde plannen steunt/onderschrijft? Zo ja, vindt ze dat ze daardoor niet opkomt voor de belangen van de eigen inwoners?
Gabriëls: „Het op orde krijgen van de natuur en de biodiversiteit, en daarmee bieden van een gezonde leefomgeving, is ook in het belang van onze inwoners. Daarnaast ondervinden we als provincie dagelijks de problemen van het stikstofdossier. Omdat de natuur niet op orde is, kunnen we vergunningen die we graag zouden willen verstrekken voor allerlei bedrijfsmatige, sociale en economische activiteiten niet verlenen. Deze impasse blijft voortbestaan als we niet handelend optreden. Met dit in het achterhoofd gaan we aan de slag met de richtinggevende doelen NPLG. Met daarbij de overtuiging dat we samen met de streek tot gedragen oplossingen kunnen komen. Dit kan ons inziens leiden tot een landelijk gebied waarin vele bestaande, maar vooral ook nieuwe verdienmodellen mogelijk zijn en waar iedereen die dat wil een boterham kan verdienen. Mogelijk niet op de huidige manier, maar wel op een toekomstbestendigere manier. We vinden daarom dat we met het inzetten van het NPLG wel degelijk opkomen voor de hogere belangen van onze provincie en haar inwoners.”
En richting de agrarische sector?
Gabriëls: „We hebben oog voor de impact die de richtinggevende doelen hebben op de agrarische sector, die in hoge mate vertegenwoordigd is in onze provincie. En wij stellen ons ten doel om deze ondernemers perspectief te blijven bieden. Daarom hebben we naast genoemde passende normerende wetgeving ook financiële middelen nodig. Wij geloven namelijk in transitie boven opkoop én we willen jonge agrarische ondernemers in onze provincie Limburg een toekomst blijven bieden. Voor hen is risicokrediet nodig. Daarnaast hebben we hebben ontschotte budgetten nodig om slagvaardig aan de slag te gaan.”
Welk risicokrediet? Door (recente) investeringen en minder koeien op het bedrijf (fosfaatregelgeving) en/of bedrijfsovername hebben (jonge) ondernemers weinig of geen spek op de ribben. Wat kan risicokrediet hier in wijzigen?
Gabriëls: „We zijn van mening dat we agrariërs zouden moeten helpen bij het vinden van nieuwe verdienmodellen. Daar waar investeringen uit het verleden op een onevenredige manier worden geraakt, of daar waar overbrugging nodig is voor nieuwe of omvorming van bedrijfsactiviteiten, zijn we van mening dat daar tegemoetkoming/overbruggingskrediet voor zou moeten komen. Een vorm van een transitievergoeding of risico-achtervang zou agrariërs de zet kunnen geven de overstap toch te maken. Dit is mogelijk maatwerk dat we samen met ondernemers in het gebied willen oppakken.”
U stelt dat u nadrukkelijk in gesprek wilt blijven met alle sectoren die geraakt worden door deze stikstofproblematiek, dus bijvoorbeeld ook met de industrie en de mobiliteitssector. Kunt u dit concretiseren?
Gabriëls: „Zoals ook in het LASN Limburgse aanpak stikstof en natuurherstel is aangegeven zijn wij van mening dat alle sectoren hun fairshare moeten doen om de stikstofproblematiek op te lossen. Dit is ook in het belang van alle sectoren; de vergunningverlening moet vlot getrokken worden en de natuur moet hersteld worden. Parallel aan de gebiedsprocessen in het landelijk gebied, gaan wij met de industrie en de mobiliteitssector in gesprek hierover. Daarnaast lopen er landelijke trajecten over de industrie en heeft de minister voor het najaar generieke maatregelen voor deze sector aangekondigd.”
U stelt verder dat u als provincie met meer buitenlandse dan binnenlandse grenzen, bijzondere aandacht vraagt bij de minister voor stikstofemissies vanuit het buitenland. Uit cijfers blijkt dat als alle inwoners, bedrijven, vee uit Limburg verdwijnt we nog niet aan de gestelde normen voldoen. Hoe denkt de provincie wel aan de normen te kunnen voldoen?
Gabriël: „Dit is een onjuiste voorstelling van zaken. Ja, voor dit moment geldt dat voor sommige delen van gebieden, alleen de buitenlandse depositie al te veel is. Echter in het buitenland vinden ook ontwikkelingen plaats die leiden tot forse reductie van emissies. Prognoses laten zien dat bij ongewijzigd beleid (lees zonder NPLG) in 2030 de emissie in het buitenland veel harder gedaald is, dan de emissie in ons eigen land. Kortom met de nieuwe doelstelling in eigen land en alle ontwikkelingen in het buitenland zal het op langere termijn wel mogelijk zijn om vrijwel overal aan de normen te gaan voldoen. Dat zal niet in 2030 het geval zijn, maar dat is dan ook de reden dat de Wet Stikstofreductie en natuurverbetering aangeeft dat in 2030 nog niet alle habitattypen onder de kritische waarden hoeven te zitten.”
En nu?
„Zodra we zicht hebben op de instrumenten die beschikbaar worden gesteld door het Rijk, kunnen wij als Provincie Limburg vaststellen in hoeverre we de richtinggevende doelen gaan bereiken. Als Provincie Limburg maken we ons hard om samen met onze partners te komen tot een sterke gezonde natuur, toekomstbestendige landbouw en een robuuste inrichting van ons landelijke gebied.“
Concreet: hoeveel koeien, varkens schapen in Limburg?
Gabriël: „Dit soort cijfers kunnen we pas na analyse en gedetailleerde gebiedsprocessen generen. We willen daar dan nu ook niet op vooruitlopen. Het is overigens een misvatting dat alleen intensieve veehouderijen verantwoordelijk zijn voor de stikstofproblematiek. Ook de melkveehouderij die in Zuid-Limburg in belangrijke mate vertegenwoordigd is én de emissies als gevolg van bemesting van landbouwgronden (dit laatste is in Zuid-Limburg een grotere depositiebron dan de stal-emissies) zijn belangrijke bronnen voor de stikstofneerslag.”
Tot slot. Vormt het voorgestelde beleid het einde van streekproducten zoals bijvoorbeeld de Mergellandzuivelproducten, Mergelland-ei, Geuldallam et cetera?
Gabriël: „Integendeel, wij zien juist nieuwe kansen voor gebiedseigen en gebiedsgerichte producten. Verdienmodellen zijn belangrijk. En juist hiervoor willen wij het gesprek met ondernemers aangaan. Samen met hen de puzzel maken hoe en op welke plekken deze bedrijven zich kunnen ontwikkelen.”