Advies: ‘Dwing de boer niet de transitie in, maar begeleid hem’
De auteurs, waaronder oud-minister Cees Veerman en landbouweconoom Krijn Poppe, maar ook boeren als Frans Keurentjes (oud-bestuurslid FrieslandCampina) en Jos Verstraten (van de LTO vakgroep Melkveehouderij), leggen de nadruk op de ondernemerskracht van de boer. Om de transitie van de landbouw mogelijk te maken moet die kracht juist worden bereikt, stellen zij, en dat lukt niet door de boer allerlei regels op te leggen.
Zij benadrukken de wereldprestatie die de Nederlandse boer de afgelopen 75 jaar heeft geleverd; het leveren van veel, goed, en betaalbaar voedsel. „De hele samenleving heeft daarvan geprofiteerd“, stellen zij. „Wij hebben dit gewild, en zij hebben het gedaan.“ Een leefbaar en welvarend Nederland kan niet zonder boeren, stellen zij. „Nederland heeft geen toekomst zonder boeren.“
Maar datzelfde Nederland verandert nu in hoog tempo. En het vraagt nu andere zaken van de boer. Waar vroeger samenleving vroeg om een hoge productie tegen lage prijzen, spelen ondertussen zaken als klimaat, biodiversiteit en een gezonde leeftstijl een steeds belangrijker rol. De boer zal zich daaraan moeten aanpassen. „Dat gaat niet vanzelf“, schrijven de auteurs, „en ook niet met dwang.“
Randvoorwaarden
In plaats daarvan moet de samenleving de boer de ruimte geven en uitgaan van de ondernemerskracht van de sector, stellen de auteurs. Volgens hen is het ondernemerschap van de boer een sterke kracht, de motor van de transitie.
Maar de boer kan die transitie enkel inzetten als aan een aantal randvoorwaarden is voldaan. Hij moet duidelijkheid hebben over de toekomstige milieugebruiksruimte, en emissie- en dierenwelzijnseisen die de overheid stalt. Met de garantie dat de overheid die eisen niet onverwachts verder aanscherpt.
Ook moet hij zicht hebben op lokale ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, en zekerheid krijgen dat de overheid langjarig groene en blauwe diensten zal vergoeden. Ook heeft hij zekerheid nodig over zijn afzetmogelijkheden, en over de wil van ketenpartijen om de hogere kosten van duurzame productie te vergoeden.
Aan veel van deze randvoorwaarden is nog niet voldaan. Wetten en regels sturen op middelen en methoden, maar niet op doelen, en zijn dus maar beperkt effectief. De markt biedt onvoldoende beloning voor duurzame producten, de overheid geeft te weinig vergoeding voor ecosysteemdiensten. En dat prikkelt de boer niet om de transitie in te zetten. Sterker nog, stelt het rapport, hij loopt grote risico’s als hij die transitie nu inzet, zonder zekerheden.
Overheid aan zet
De overheid moet daarom een andere koers varen. Ze moet de markt effectief bijsturen en een brede visie over de toekomst van de landbouw neerzetten. En dat hoeft niet allemaal meteen, stellen de auteurs, maar in fases.
Om te beginnen moet de overheid de stikstofkaart van Van der Wal van tafel halen en vervangen door een kaart met alle gebiedsopgaven, dus niet enkel stikstof, maar ook bijvoorbeeld de opgaven op het gebied van de KRW en bodemdaling. Die kaart moet dan dienen als leidraad, niet als keurslijf. Ook pleiten de auteurs voor het opnieuw afromen van fosfaatrechten, en die afroming ook bij dierrechten te laten plaatsvinden. Uitkoopregelinen moeten worden ingezet om boeren te laten stoppen, en piekbelasters moeten weliswaar versneld worden uitgekocht, maar zonder beroepsverbod.
Op de middellange termijn moet de overheid een systeem van kritische prestatie-indicatoren, KPI’s, moeten invoeren, waardoor boeren kunnen aangeven hoe duurzaam ze zijn. Marktpartijen krijgen vervolgens heffingen opgelegd voor het aandeel niet-duurzaam geproduceerde producten in hun aanbod, en een verplichting om duurzaam producerende boeren te belonen. Daarnaast moet ze boeren langdurig en consistent belonen voor ecosysteemdiensten die ze leveren. En ze moet boeren ondersteuning bieden bij het maken van toekomstplannen.
Het rapport is vandaag aangeboden aan het kabinet, en ook gepresenteerd aan Johan Remkes. Hier kunt u het ook lezen.