De staat beschermt omwonenden te weinig tegen geurhinder
De zaak dient tussen omwonenden (eisers) van intensieve veehouderijen die geurhinder ervaren en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (de staat). De rechtbank in Den Haag ordeelt dat de Wet Geurhinder (Wgv) niet de nodige bescherming biedt aan de eisers. Daarbij verwijst de rechter naar artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, waarin staat dat burgers het recht hebben op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven.
De omwonenden vorderen maatregelen dat binnen één jaar geen ernstige geurhinder meer zal optreden ofwel dat de bovengrens van 5 odeur units per kubieke meter (5ou/m3) niet wordt overschreden. Ze refereren daarbij naar de ‘Herziene Nota Stankbeleid uit 1994’ voor de industrie. Deze schrijft diezelfde norm voor en geldt nog steeds. De rechtbank is van oordeel dat deze beleidsnorm op het terrein van de geurhinderbescherming tegen industrie, niet zonder meer met zich brengt dat deze norm ook dient te gelden in het agrarisch gebied, laat staan als bedoelde absolute bovengrens.
Gespannen voet
De staat betoogt dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat deze op gespannen voet staan met de taakverdeling tussen wetgever en rechter. De rechtbank stelt, onder verwijzing naar de Urgenda-zaak, dat dat de rechter zich niet dient te mengen in de politieke besluitvorming. Daarentegen is het naar eigen zeggen wel bevoegd en verplicht om te toetsen of de staat zich aan de eigen wet- en regelgeving voldoet (artikel 93 en 94 Grondwet). Dit betekent dat de rechter niet zelf een maximale geurnorm kan voorschrijven (zoals 5 ou/m3), maar wel kan en moet toetsen of in het licht van artikel 8 EVRM de Wet Geurhinder voldoende bescherming biedt.
De rechtbank neemt hierbij als uitgangspunt – waarover volgens haar toch geen redelijke discussie zou kunnen bestaan – dat het onacceptabel is om burgers min of meer permanent bloot te stellen aan een woonomgeving waarvan de milieukwaliteit ‘zeer slecht’ of ‘extreem slecht’ is geworden en de milieugezondheidkwaliteit ‘onvoldoende’ of ‘ruim onvoldoende’. Dit is volgens cijfers van het RIVM, die voortkomen uit de Hierzoene Nota Stankbeleid, het geval als de geurbelasting hoger dan 19,4 odeur per kubieke meter is.
Besluit rechter
Voor de omwonenden waar is geconstateerd dat de geurbelasting op hun woningen hoger dan 19,4 ou/m3 is, concludeert de rechtbank dat het wettelijk systeem kennelijk niet de nodige bescherming biedt die op grond van de wet mag worden verwacht. De vorderingen van de omwonenden worden daarom toegekend.
In totaal hebben zestien partijen als eisers een zaak aangespannen. Dit zijn voornamelijk omwonenden uit Noord-Brabant. Daarnaast komt ook een partij uit Limburg en Gelderland. Van deze eisers moet de staat aan acht partijen een vergoeding betalen voor de materiële en immateriële schade die ze hebben geleden en nog zullen lijden door de geurhinder die zij hebben ondervonden. Dit vanwege de ondeugdelijke regelgeving van het Rijk. Bij de andere acht partijen geldt dat niet met voldoende zekerheid vastgesteld kan worden of de geurnorm van 19 ou/m3 is overschreden. Deze eisers krijgen daarom ook geen schadevergoeding.
De hoogte van de schadevergoeding zal in een afzonderlijke schadestaatprocedure nog moeten worden vastgesteld.
Maatregelen
Naast het betalen van een schadevergoeding moet de overheid maatregelen treffen om te zorgen dat binnen een jaar geen ernstige geurhinder meer zal optreden boven de grens van 5 ou/m3. De rechtbank ziet ook in dat dit lastig is. Zo mist de rechter in het bijzonder de samenhang in de geurregulering van meerdere veehouderijbedrijven in hetzelfde gebied. Als gevolg daarvan kan de geurhinder voor omwonenden veel te hoog worden. Bovendien is de huidige regelgeving volgens de rechtbank teveel gebaseerd op berekende, gemiddelde geuremissies in plaats van daadwerkelijk gemeten waarden.
Toch is er een aantal mogelijkheden voor gemeenten en provincies om geurhinder aan te pakken in het geval van legale overschrijding van de geurnorm. Deze mogelijkheden zijn echter beperkt, vanwege de bescherming van bestaande rechten van veehouderijen in het huidige recht. Daardoor kan geurbelasting op dit moment slechts zeer beperkt worden aangepakt.
Gevolgen verleende vergunningen
Volgens de rechtbank heeft de uitspraak geen gevolgen voor de geldigheid van de al verleende vergunningen. De veehouders zijn immers geen partij in dit geding, en belangrijker nog, beslissingen over de rechtsgeldigheid van vergunningen zijn niet aan de civiele rechter, maar aan de bestuursrechter.
Of de overheid in hoger beroep gaat, is nog niet bekend. Ook is nog niet duidelijk of dit gevolgen heeft voor toekomstige vergunningstrajecten.
Reactie POV
Voorzitter Linda Verriet van de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) noemt de uitspraak ingewikkeld en verstrekkend: „De uitspraak ziet toe op de verantwoordelijkheid van onze nationale overheid om burgers te beschermen. Echter, vergunningverlening en handhaving is regionaal en lokaal belegd. Hoe zich dit tot elkaar gaat verhouden is nog onduidelijk."
Ze noemt geurhinder een lastig thema en heel subjectief: „Geur is moeilijk te meten en persoonsafhankelijk. Varkensbedrijven willen niet tot overlast zijn en doen er alles aan om hinder zoveel mogelijk te voorkomen. Dit geldt ook voor geurhinder. Wij zijn van mening dat in overbelaste situaties een oplossing gezocht moet worden en zien ook dat dit veelal gebeurt in goed overleg tussen varkenshouders en hun omgeving. Echter deze uitspraak maakt het mogelijk voor iedereen om geuroverlast te claimen."
POV pleit al jaren voor doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. Deze uitspraak onderstreept volgens Verriet dat dit hard nodig is voor perspectief op bedrijven. „Er is versnelling nodig om geurmetingen objectief te maken en daar werken we graag aan mee."
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Agrio archief
Bron: Rechtspraak