Dure certificering zit biobased bouwen in de weg
Begin deze maand trokken de ministeries van BZK, I&W, LNV en EZK 200 miljoen euro uit om het grootschalig gebruik van biobased bouwmaterialen te stimuleren. Boeren kunnen hiervan meeprofiteren door de teelt van vezelhennep of andere vezelgewassen. ‘Dit geeft boeren perspectief op een duurzaam verdienmodel, terwijl bouwers over voldoende duurzame materialen kunnen beschikken’, aldus de ministeries. De Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB) moet leiden tot een nieuwe nationale markt voor de grootschalige teelt, verwerking en toepassing van natuurlijke bouwmaterialen.
Certificering te duur
Bosma is hier blij mee, maar vindt de regelgeving in Nederland nog steeds een grote belemmering. „Grote bedrijven kunnen de biobased bouwmaterialen nog niet gebruiken. Wat houtvezel betreft is de certificering rond, maar voor andere producten nog niet. Certificering kost 120 tot 180.000 euro per product. Daardoor worden materialen van hennep en vlas alleen nog maar gebruikt door particulieren. Het is bezopen dat certificering zo achterlijk veel geld kost! Er moet meer samengewerkt worden. Biobased bouwen vermindert de CO2 uitstoot, daardoor moeten we daarop inzetten. De bouw haalt zijn producten nu nog voornamelijk uit Duitsland en andere Europese landen. Denk aan producten van houtvezel (afvalproduct van zagerijen), hennep en vlas. Daar worden dekens en plaatmateriaal van gemaakt. Vlas komt vooral uit Roemenië en Belarus. Stro uit Duitsland wordt vooral als plaatmateriaal en dakisolatie gebruikt. Miscanthus begint in Zeeland redelijk populair te worden, maar is voor de bouw een te hoogwaardig product. Dit is meer voor de papierindustrie.” Bosma verwacht tot 2030 een toename van houtverbruik van 49 procent. Hij wil toe naar een duidelijk verdienmodel voor de akkerbouwers. „De bouwsector betaalt leveranciers na zestig tot negentig dagen pas uit, dat moet ook veranderen.”
Stro is niet sexy
Op de biobased innovation garden van Rusthoeve zijn sinds 2014 meer dan honderd verschillende potentiële biobased gewassen geteeld, deels binnen het Interreg Nl/Vl project Growing a Green Future. „We hebben analysen gedaan en businesscases gemaakt. Daaruit is gebleken dat vezels geschikt zijn voor een brede toepassing,” vertelt Cor van Oers, teeltadviseur bij Delphy. „Vlas en vezelhennep bieden de meeste mogelijkheden voor de bouw. Vezelhennep is eenvoudig te telen en vroeg te oogsten. Nadeel is dat dit met speciale oogstmachines moet gebeuren. Dat doe je er dus niet even bij. Verwerking gebeurt in balen die vervoerd moeten worden. Vlas is een wat moeilijker teelt en kan niet zonder water. Ook hiervoor zijn speciale oogstmachines nodig, maar de opbrengst van de linnenindustrie is hoog. De balen worden in Zeeuws-Vlaanderen verwerkt. Restmateriaal is geschikt om bouwmateriaal van te maken. Wintertarwe (stro) is eenvoudig te telen, vroeg te oogsten en heeft een matige maar stabiele opbrengst. Er is een afzet voor in de bouw, verpakkings- en textielindustrie. Stro wordt nu nog geïmporteerd uit het buitenland. Bedrijven vinden stro niet sexy,” lacht Van Oers. „Sorghum is eenvoudig te telen, heeft een starttemperatuur van 12 graden nodig en veel water. De oogst is in juli/augustus, de opbrengst matig en door de late afrijping is het gewas nu alleen geschikt als veevoer. Met miscanthus zijn we in 2009 weer op de Rusthoeve begonnen. Het is eenvoudig te telen, maar kostbaar omdat je drie tot vierduizend planten per hectare nodig hebt. Na drie jaar heb je pas je eerste opbrengst. 18,5 ton droge stof, twintig jaar lang. Het kan geperst worden tot plaatmateriaal of papier. De opbrengst is gemiddeld, maar het gewas is zo volumineus dat je het moet transporteren. Het is pas rendabel als vijftien jaar mogelijk is. Als laatste noem ik zonnekroon. Een prachtig gewas maar lastig te verwerken. Net als sorghum blijft het lang groen en verwerking gaat nu nog richting veevoer of de vergister. We moeten zoeken naar een beter gebruik van dit gewas.” Voor de onderzoekers was de maatstaf of het gewas kon concurreren met wintertarwe. „Sorghum en vezelhennep zitten daar nog onder, dus zijn de verdiensten te gering voor de akkerbouwer. Miscanthus koop je als plant en daar heb je na drie jaar pas je eerste opbrengst van,” aldus Van Oers.
Gigantische groei
Van Oers vindt het duidelijk dat er nog veel moet gebeuren voor de biobased bouw in Nederland gerealiseerd kan worden. Om in 2030 met minimaal 30 procent natuurlijke materialen te bouwen moet de teelt van vezelgewassen in Nederland voor bouwmaterialen groeien van circa 2.000 naar 50.000 hectare en de verwerkingscapaciteit naar minimaal 400.000 ton vezels per jaar.
Tekst: Ellen De Vriend
Journalist, eindredacteur van diverse kranten en auteur in Zeeland. Schrijft freelance voor het vakblad Stal en Akker bij Agrio.
Beeld: Ellen Meinen