2023 beter jaar voor Brabantse weidevogels
2023 was een jaar dat begon met een boel natigheid en milde temperaturen. Dit zette zich ook in maart nog voort waardoor op veel akkers tijdelijke plasdrassen ontstonden. Voor veel boeren moest het landwerk worden uitgesteld en bleef het lang rustig op de percelen. Vooral de weidevogels en hun beschermers waren met die omstandigheden gebaat. Er werd heel veel vanaf de weg geobserveerd: de weidevogelbeschermers hoefden het land bijna niet op.
In 2023 werden er in totaal 3.298 legsels gevonden van allerlei weide- en akkervogelsoorten. Dat is een lichte stijging ten opzichte van het lage aantal van 2022. Met name van wulp en tureluur zijn de aantallen het afgelopen jaar weer hersteld naar het niveau van 2021. De populatie wulpen lijkt daarmee sinds 2016 een stabiel aantal legsels te krijgen met gemiddeld 130 legsels per jaar. Het aantal tureluurlegsels daarentegen, stijgt sinds het eerste geregistreerde Brabantse legsel in 2004 al jaren met zo’n 30 procent per jaar. Dit is voornamelijk te danken aan de aanleg van plasdrasgebieden in de weidevogelkerngebieden in de Beerse Overlaet en het Land van Heusden en Altena. Van de scholekster is het aantal gevonden legsels het afgelopen jaar gelijk gebleven ten opzichte van 2022 met 187.
Kievit
Ook de kievit, de voor Brabant meest algemene boerenlandvogel, liet dit jaar weer een lichte stijging zien met 2.466 legsels ten opzichte van 2.400 in 2022. Dit lijkt volgens Brabants Landschap op het eerste opzicht een minimale stijging, als men bedenkt dat er in 2021 nog 3.196 legsels werden gevonden - ruim 800 legsels méér dan in 2022. Na die harde klap van vorig jaar is het volgende de organisatie dan ook niet te verwachten dat de aantallen zich al binnen een jaar herstellen. Opvallend is dat de stijging in het aantal kievitlegsels vooral te zien is in het aantal eerste legsels, terwijl er juist een flinke daling zit in het aantal tweede legsels ten opzichte van vorig jaar. Gemiddeld was over de afgelopen 20 jaar ongeveer 65 procent van het aantal legsels een eerste leg. Dit jaar was dit maar liefst 77 procent van het totale aantal legsels. Van kieviten is bekend dat ze vooral beginnen aan een tweede legsel wanneer het eerste legsel mislukt. Het kan daarom een teken zijn dat er de eerste ronde meer broedsucces was dit jaar.
Uit het veld hoorde Brabants Landschap ook meer geluiden dan de afgelopen jaren over vliegvlugge kuikens. Cijfers zeggen daarom lang niet altijd alles. Het uitkomstpercentage van het aantal gevonden legsels lag in 2023 op 74 procent. Het grootste succes is te zien bij de tureluur (99 procent) en de grutto (91 procent). Beide soorten broeden met name in de weidevogelkerngebieden, daar is namelijk sprake van beheerpakketten zoals golfplaatplasdrassen en uitgesteld bewerken waarin rust is gewaarborgd en er dus geen werkzaamheden plaatsvinden. Ook de kievit, wulp en scholekster zaten dit jaar boven het minimale uitkomstpercentage van 70 procent.
Predatiecijfer hoger
Van het aantal legsels wat niet is uitgekomen, bleek bijna 15 procent te zijn gepredeerd. Dit predatiecijfer is hoger dan de afgelopen vijf jaar. Een belangrijke kanttekening daarbij is wel dat het aantal niet uitgekomen legsels met “reden onbekend” dit jaar lager lag dan de afgelopen jaren. Dit jaar is er door de veldbegeleiders, en ook in het vorige jaarverslag, veel aandacht besteed aan het achterhalen en invoeren van de verliesoorzaak van legsels. Het kan volgens Brabants Landschap zijn dat deze inspanning nu terug te zien is in de cijfers, wat gedeeltelijk het verhoogde predatiecijfer kan verklaren. Uit de ervaring van vrijwilligers is predatie door steenmarter en kraai ook met name genoemd als een toenemend probleem in enkele regio’s. De komende jaren zullen uitwijzen of het predatiecijfer daadwerkelijk is gestegen. Dankzij de natte omstandigheden van het vroege voorjaar zijn er afgelopen jaar minder legsels verloren gegaan door werkzaamheden, omdat agrariërs pas laat konden beginnen. Ook het aantal verlaten legsels was dit jaar lager. Mogelijk hebben de gunstige omstandigheden van het voorjaar en de bijbehorende rust ervoor gezorgd dat de vogels minder (vaak) verstoord werden door menselijke activiteiten.
Kerngebieden ook succesvol
In Brabant liggen twee kerngebieden voor weidevogelbeheer (in de Beerse Overlaet en het Land van Heusden en Altena). Een kerngebied is een plek waar op grote schaal intensieve maatregelen worden genomen door boeren ten behoeve van de weidevogelpopulatie. Deze maatregelen vallen binnen het ANLb. Maatregelen zijn bijvoorbeeld golfplaatplasdras of kruidenrijk grasland met rustperiode, waardoor de vogels ruimte en rust genoeg hebben om succesvol te broeden.
Toen in 2011 in de weidevogelkerngebieden werd gestart met een collectieve aanpak, is in het beheerplan de ambitie opgenomen om de populatie kritische weidevogels te laten stijgen met 5 procent in deze gebieden. Inmiddels zijn de aantallen grutto, wulp en tureluur in de kerngebieden gestegen van 92 broedparen in 2010 naar 279 in 2023.
Naast de kritische weidevogels zijn er ook andere soorten die profiteren van de maatregelen. Zo werd in 2012 voor het eerst een broedgeval van de kluut waargenomen. Later volgde de kleine plevier en de bergeend in 2013, de slobeend in 2014 en de zomertaling in 2015. Inmiddels worden er jaarlijks in toenemende mate legsels gevonden van deze soorten.
Voor het eerst in vijf jaar was de kuikenoverleving bij de grutto en de wulp in de kerngebieden in 2023 boven de 65 procent. Voor een succesvolle instandhouding van de populatie moet dit getal op minimaal 65 procent liggen. In sommige gebieden werden er nog nooit zoveel gezinnen waargenomen, terwijl in andere gebieden de eerder getelde broedparen niet meer een tweede keer terug werden gezien.